Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal Antriebskraft

Vertaal Antriebskraft van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Antriebskraft:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Antriebskraft (Duits) in het Engels

Antriebskraft:

Antriebskraft [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Antriebskraft (Motor; Antrieb; Triebkraft)
    the motor; the drive; the propulsion; the propelling-force; the force
  2. die Antriebskraft
    the driving force; the motive power; the propulsion; the force
  3. die Antriebskraft (Antrieb; Schub; Triebkraft)
    the propulsion; the propulsive force; the propelling-force

Vertaal Matrix voor Antriebskraft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drive Antrieb; Antriebskraft; Motor; Triebkraft Anregung; Anreiz; Antrieb; Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Auffahrt; Ausfahrt; Ausflug; Autofahrt; Diskettenlaufwerk; Einfahrt; Energie; Erkundung; Erkundungsfahrt; Exkurs; Exkursion; Expedition; Fahrt; Feurigkeit; Geschlechtstrieb; Hatz; Hektik; Herüberfahren; Hetzjagd; Impuls; Inbrunst; Kesseltreiben; Kraft; Laufwerk; Lehrausflug; Leidenschaft; Leidenschaftlichkeit; Leistungsfähigkeit; Marsch; Rampe; Reise; Reiz; Ritt; Schneidigkeit; Schulausflug; Seele; Spannkraft; Spazierfahrt; Spazierritt; Spritzfahrt; Stimulanz; Studienreise; Tatkraft; Tour; Treibjagd; Trieb; Triebkraft; Zufahrtsstraße
driving force Antriebskraft
force Antrieb; Antriebskraft; Motor; Triebkraft Angestellten; Arbeitskraft; Armee; Aufdrängen; Gewalt; Heer; Heeresmacht; Kraft; Kriegsmacht; Landmacht; Landtruppen; Macht; Militär; Personal; Streitmacht; Stärke
motive power Antriebskraft
motor Antrieb; Antriebskraft; Motor; Triebkraft Kraftwerkzeug; Motor
propelling-force Antrieb; Antriebskraft; Motor; Schub; Triebkraft
propulsion Antrieb; Antriebskraft; Motor; Schub; Triebkraft
propulsive force Antrieb; Antriebskraft; Schub; Triebkraft
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drive ankurbeln; anregen; antreiben; aufjagen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpeitschen; aufpolieren; aufreizen; auspfählen; einhämmern; einrammen; ermuntern; ermutigen; fahren; fundieren; hetzen; lenken; rammen; reiten; reizen; schlagen; steuern; stimulieren; verbessern; zusprechen
force andringen; beauftragen; befehlen; dringen; durchführen; durchsetzen; erzwingen; forcieren; gebieten; genötigt sein zu; kommandieren; nötigen; pressen; zwingen; zwängen

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0507 seconde
Page rendered in 1.0 seconds