Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anfahren (Duits) in het Engels

Anfahren:

Anfahren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Anfahren (Ausfallend werden gegen; Anschnauzen)
    the snapping; the snubbing; the falling out with
  2. Anfahren
    the come sailing up

Vertaal Matrix voor Anfahren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
come sailing up Anfahren
falling out with Anfahren; Anschnauzen; Ausfallend werden gegen
snapping Anfahren; Anschnauzen; Ausfallend werden gegen Brüche
snubbing Anfahren; Anschnauzen; Ausfallend werden gegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
come sailing up angefahren kommen