Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Altersschwäche:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Altersschwäche (Duits) in het Engels

Altersschwäche:

Altersschwäche [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Altersschwäche (Kindheit; Naivität)
    the dotage; the second childhood
  2. die Altersschwäche
    the infirmity of old age
  3. die Altersschwäche
    the old-age weakness

Vertaal Matrix voor Altersschwäche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dotage Altersschwäche; Kindheit; Naivität
infirmity of old age Altersschwäche
old-age weakness Altersschwäche
second childhood Altersschwäche; Kindheit; Naivität

Wiktionary: Altersschwäche

Altersschwäche
noun
  1. senility