Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Übertrag:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Übertrag (Duits) in het Engels

Übertrag:

Übertrag [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Übertrag (Übertragung; Übergabe; Übereignung; )
    the handover; the transfer; the cession
    • handover [the ~] zelfstandig naamwoord
    • transfer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cession [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Übertrag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cession Abtretung; Transport; Weitergabe; Übereignung; Übergabe; Übertrag; Übertragung
handover Abtretung; Transport; Weitergabe; Übereignung; Übergabe; Übertrag; Übertragung
transfer Abtretung; Transport; Weitergabe; Übereignung; Übergabe; Übertrag; Übertragung Datenübertragung; Durchstellung; Frachttransport; Frachtverkehr; Güterbeförderung; Strafversetzugng; Transferierung; Transport; Umschulungf; Umstieg; Verlegung; Versendung; Versetzung; Vertauschung; Zwischenstation; Überschreibung; Übertragung; Überweisung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
transfer abtragen; den Standort verändern; deponieren; eintragenlassen; herüberschicken; hinterlegen; transponieren; umbuchen von Geld; umsetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; versetzen; verstellen; überführen; übermitteln; überschreiben; übersenden; übertragen; übertragen an; überweisen

Synoniemen voor "Übertrag":


Wiktionary: Übertrag

Übertrag
noun
  1. Zahl als Ergebnis einer Rechnung, die aus Platzgründen auf ein neues Blatt übertragen wird