Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. selbständig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor selbständig (Duits) in het Engels

selbständig:

selbständig bijvoeglijk naamwoord

  1. selbständig (eigenmächtig; eigensinnig)
    independent
  2. selbständig
    automatically; by oneself; of one's own accord
  3. selbständig (alleinstehend; unabhängig)
    single; unattached

Vertaal Matrix voor selbständig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
independent Selbständige
single Junggeselle; Riemen; Ringgraben; Stadtgraben
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
independent eigenmächtig; eigensinnig; selbständig frei; mündig; unabhängig
single alleinstehend; selbständig; unabhängig Einpersonen-; Eins; alleinstehend; einer; eines; eins; einzelstehend; erst; ledig; unverheiratet
unattached alleinstehend; selbständig; unabhängig alleinstehend; einzelstehend; frei; unabhängig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
automatically selbständig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
by oneself selbständig freiwillig
of one's own accord selbständig freiwillig

Synoniemen voor "selbständig":


Wiktionary: selbständig

selbständig
adjective
  1. able to live on its own

Cross Translation:
FromToVia
selbständig independent zelfstandig — op zichzelf staand

Verwante vertalingen van selbständig