Duits
Uitgebreide vertaling voor perlend (Duits) in het Engels
perlend vorm van perlen:
Conjugations for perlen:
Präsens
- perle
- perlst
- perlt
- perlen
- perlt
- perlen
Imperfekt
- perlte
- perltest
- perlte
- perlten
- perltet
- perlten
Perfekt
- habe geperlt
- hast geperlt
- hat geperlt
- haben geperlt
- habt geperlt
- haben geperlt
1. Konjunktiv [1]
- perle
- perlest
- perle
- perlen
- perlet
- perlen
2. Konjunktiv
- perlte
- perltest
- perlte
- perlten
- perltet
- perlten
Futur 1
- werde perlen
- wirst perlen
- wird perlen
- werden perlen
- werdet perlen
- werden perlen
1. Konjunktiv [2]
- würde perlen
- würdest perlen
- würde perlen
- würden perlen
- würdet perlen
- würden perlen
Diverses
- perl!
- perlt!
- perlen Sie!
- geperlt
- perlend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor perlen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pearl | Perle | |
sparkle | Blitzen; Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Lichtsignal; Lichtzeichen; Schimmer; Schimmern | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bubble | perlen; prickeln; schäumen | perlig; prickeln; quellen; sprudeln |
effervesce | perlen; prickeln; schäumen | |
fizz | perlen; prickeln; schäumen | |
pearl | perlig; prickeln | |
sparkle | perlen; prickeln; schäumen | aufleuchten; blinken; blitzen; erleuchten; flammen; flimmern; funkeln; funken; glimmen; glitzern; glänzen; glühen; leuchten; perlig; prickeln; scheinen; schimmern; spiegeln; strahlen |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pearl | perlen |
Wiktionary: perlend
perlend
noun
-
context of a liquid
Engels
Uitgebreide vertaling voor perlend (Engels) in het Duits
perlend: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- Perl: Perl; Practical Extraction and Report Language
- end: abbrechen; fertigstellen; vollenden; fertigmachen; fertigbringen; fertigkriegen; kommen; geraten; hingeraten; Abschluß; Ende; Beendigung; Beendung; erledigen; fertig bringen; Ablauf; Beschluß; Auslauf; Ausklang; Endpunkt; Endlauf; Endkampf; Schluß; ablaufen; zu Ende laufen; halten; entscheiden; bestimmen; vereinbaren; schließen; aufhören; anhalten; beenden; festlegen; beschließen; enden; abmachen; festsetzen; abschließen; zu Ende gehen; Entfernung; Distanz; Abstand; abstoppen; sstoppen; einschränken; beschränken; begrenzen; eindämmen; auflegen; Gespräch beenden
- End: Ende; Auflegen