Overzicht
Duits naar Engels: Meer gegevens...
-
banal:
- mean; vile; pedestrian; low; not high; crude; vulgar; to a limited extent; to a small extent; small; banal; coarse; gross; trivial; unsavoury; vapid; shabby; nasty; below the belt; rotten; unmannerly; trite; unsavory
-
Wiktionary:
- banal → banal, trite, commonplace, hackneyed
- banal → banal, commonplace, everyday, hackneyed
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
banal:
- schmierig; faul; dick; heimtückisch; schamlos; fettartig; schal; schmutzig; falsch; grob; fett; ekelhaft; platt; dürftig; derb; dumpf; rüde; schäbig; banal; hinterhältig; fettig; garstig; hinterlistig; obszön; trivial; abgestanden; schmuddelig; dumpfig; bäuerisch; schofel; schuftig; schmählich; schändlich; ungeschlacht
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor banal (Duits) in het Engels
banal:
-
banal (niederträchtig; gering; einfach; winzig; gemein; kleinlich; mies; gängig; gehässig; verrucht; landläufig; schuftig; falsch; dürftig; fühllos; alltäglich; heimtückisch; schamlos; hinterhältig; hinterlistig; schmählich)
mean; vile; pedestrian-
mean bijvoeglijk naamwoord
-
vile bijvoeglijk naamwoord
-
pedestrian bijvoeglijk naamwoord
-
-
banal (falsch; niedrig; tief; gering; niederträchtig; schofel; mies; schwach; dürftig; schäbig; fühllos; trivial; schuftig; schändlich)
-
banal (vulgär; platt; ordinär; schäbig; gewöhnlich; schofel)
-
banal (gering; dürftig; winzig)
to a limited extent; to a small extent; small-
to a limited extent bijvoeglijk naamwoord
-
to a small extent bijvoeglijk naamwoord
-
small bijvoeglijk naamwoord
-
-
banal (obszön; schmierig; faul; dick; heimtückisch; schamlos; fettartig; schal; schmutzig; falsch; grob; fett; ekelhaft; platt; dürftig; derb; dumpf; rüde; schäbig; hinterhältig; garstig; fettig; hinterlistig; trivial; abgestanden; schmuddelig; dumpfig; bäuerisch; schofel; schuftig; schmählich; schändlich; ungeschlacht)
banal; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; nasty; below the belt; rotten; unmannerly; trite; unsavory-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
coarse bijvoeglijk naamwoord
-
gross bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
vulgar bijvoeglijk naamwoord
-
vapid bijvoeglijk naamwoord
-
shabby bijvoeglijk naamwoord
-
nasty bijvoeglijk naamwoord
-
below the belt bijvoeglijk naamwoord
-
rotten bijvoeglijk naamwoord
-
unmannerly bijvoeglijk naamwoord
-
trite bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor banal:
Synoniemen voor "banal":
Wiktionary: banal
banal
Cross Translation:
adjective
banal
-
ohne großen Anspruch
- banal → banal; trite; commonplace
adjective
-
repeated too often
-
ordinary
-
common
-
worn out; hackneyed; used so many times that it is no longer interesting or effective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• banal | → banal; commonplace; everyday; hackneyed | ↔ banal — (figuré) Qui se met à la disposition de tout le monde. |
Engels
Uitgebreide vertaling voor banal (Engels) in het Duits
banal:
-
banal (nasty; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; below the belt; rotten; unmannerly; trite; unsavory)
schmierig; faul; dick; heimtückisch; schamlos; fettartig; schal; schmutzig; falsch; grob; fett; ekelhaft; platt; dürftig; derb; dumpf; rüde; schäbig; banal; hinterhältig; fettig; garstig; hinterlistig; obszön; trivial; abgestanden; schmuddelig; dumpfig; bäuerisch; schofel; schuftig; schmählich; schändlich; ungeschlacht-
schmierig bijvoeglijk naamwoord
-
faul bijvoeglijk naamwoord
-
dick bijvoeglijk naamwoord
-
heimtückisch bijvoeglijk naamwoord
-
schamlos bijvoeglijk naamwoord
-
fettartig bijvoeglijk naamwoord
-
schal bijvoeglijk naamwoord
-
schmutzig bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
fett bijvoeglijk naamwoord
-
ekelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
platt bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
derb bijvoeglijk naamwoord
-
dumpf bijvoeglijk naamwoord
-
rüde bijvoeglijk naamwoord
-
schäbig bijvoeglijk naamwoord
-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
fettig bijvoeglijk naamwoord
-
garstig bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
obszön bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
abgestanden bijvoeglijk naamwoord
-
schmuddelig bijvoeglijk naamwoord
-
dumpfig bijvoeglijk naamwoord
-
bäuerisch bijvoeglijk naamwoord
-
schofel bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
schmählich bijvoeglijk naamwoord
-
schändlich bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschlacht bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor banal:
Verwante woorden van "banal":
Synoniemen voor "banal":
Wiktionary: banal
banal
Cross Translation:
adjective
banal
-
common
- banal → banal
adjective
-
ohne großen Anspruch
- banal → banal; trite; commonplace
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• banal | → abgedroschen; alltägich; banal; fade; fad | ↔ banal — (figuré) Qui se met à la disposition de tout le monde. |