Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: addieren

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: addieren

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

addieren:
- count up; add; tally up; total
Addieren:
- sum; total amount; count; addition
Wiktionary:
- addieren → add
- addieren → add, add up, cast up, tot up, adjoin, append, join, assemble, link together, link up, put together, build, compose, construct, draught, combine, connect, unite

Duits

Uitgebreide vertaling voor addieren (Duits) in het Engels

addieren:

addieren werkwoord (addiere, addierst, addiert, addierte, addiertet, addiert)

addieren (aufzählen; hinzufügen; zusammenzählen; beilegen; beifügen; zurechnen; anfügen; hinzuzählen; beigeben)
to count up; to add; tally up; total
- count up werkwoord (counts up, counted up, counting up)
- add werkwoord (adds, added, adding)
- tally up werkwoord
- total werkwoord

Conjugations for addieren:

Präsens

addiere
addierst
addiert
addieren
addiert
addieren

Imperfekt

addierte
addiertest
addierte
addierten
addiertet
addierten

Perfekt

habe addiert
hast addiert
hat addiert
haben addiert
habt addiert
haben addiert

1. Konjunktiv [1]

addiere
addierest
addiere
addieren
addieret
addieren

2. Konjunktiv

addierte
addiertest
addierte
addierten
addiertet
addierten

Futur 1

werde addieren
wirst addieren
wird addieren
werden addieren
werdet addieren
werden addieren

1. Konjunktiv [2]

würde addieren
würdest addieren
würde addieren
würden addieren
würdet addieren
würden addieren

Diverses

addier!
addiert!
addieren Sie!
addiert
addierend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor addieren:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
add	addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen	anbauen; anfügen; anschließen; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; bauen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beinhalten; beisetzen; einordnen; einräumen; einschenken; enthalten; erbauen; errichten; erweitern; expandieren; gießen; hineingießen; hineintun; hinstellen; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; komplettieren; nachgiessen; nachschenken; vergrößern; vervollständigen; zufügen; zugeben; zulegen; zusammenbringen; zusammenzählen
count up	addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen	komplettieren; vervollständigen
tally up	addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen
total	addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen	komplettieren; vervollständigen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
total		ganz; gänzlich; komplett; total; vollkommen; vollständig; vollzählig; völlig

Synoniemen voor "addieren":

ergänzen; hinzufügen; hinzukommen; hinzunehmen; hinzurechnen
Plus nehmen; zusammenrechnen; zusammenziehen; zusammenzählen
belaufen; aufaddieren; aufsummieren; summieren; aggregieren; zusammenfassen
dazugeben; hinzugeben; zugeben
beifügen; beimischen; zusetzen

Wiktionary: addieren

addieren

verb

zusammenzählen mehrerer Zahlen
- addieren → add

addieren

verb

to perform the arithmetical operation of addition, to add up
- add → addieren
to append, as a statement
- add → addieren

Cross Translation:

From	To	Via
• addieren	→ add	↔ optellen — bij elkaar tellen; het samenvoegen van twee of meer termen tot een totaal, de som genoemd
• addieren	→ add; add up; cast up; tot up	↔ additionner — ajouter plusieurs nombres l’un à l’autre pour en trouver le total.
• addieren	→ adjoin; add; append	↔ adjoindre — À trier
• addieren	→ add; append	↔ ajouter — mettre en plus.
• addieren	→ join; assemble; link together; link up; put together; build; compose; construct; draught; combine; connect; unite; add; append	↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.

Addieren:

Addieren [das ~] zelfstandig naamwoord

Addieren (Addition; Summe; Zusammenzählung; Aufzählung; Zählung; Addierung)
the sum; the total amount; the count; the addition
- sum [the ~] zelfstandig naamwoord
- total amount [the ~] zelfstandig naamwoord
- count [the ~] zelfstandig naamwoord
- addition [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Addieren:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
addition	Addieren; Addierung; Addition; Aufzählung; Summe; Zusammenzählung; Zählung	Addition; Additiv; Anbau; Anfügung; Anfüllung; Anhang; Anwachsen; Anwuchs; Appendix; Ausbau; Beifügung; Beiordnung; Ergänzung; Erweiterung; Hinzufügung; Nachtrag; Supplement; Vergrößerung; Vermehrung; Vorbau; Zufügung; Zusatz; Zuzählung
count	Addieren; Addierung; Addition; Aufzählung; Summe; Zusammenzählung; Zählung	Abzählen; Zählen; Zählung; abpassen; abzählen
sum	Addieren; Addierung; Addition; Aufzählung; Summe; Zusammenzählung; Zählung	Addition; Aneinanderreihung; Betrag; Ergebnis; Rechenaufgabe; Summe
total amount	Addieren; Addierung; Addition; Aufzählung; Summe; Zusammenzählung; Zählung	Betrag; Gesamtbetrag; Gesamtbeträge; Gesamtzahl; Hauptsumme; Summe; Totalbetrag; Totalsumme
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
count		abgepaßt; abpassen; abzählen; gelten; passen; zählen