Vorbehalt: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Vorbehalt:
- restriction; reservation; criterion; condition; limitation
Wiktionary:
- Vorbehalt → caveat, proviso, reservation
- Vorbehalt → condition, stipulation, provision, proviso, term, requirement, reservation, reserve, reserves, supply, resource, stock, store, administration, pantry, storehouse, storeroom, victuals, box-room, storage room, cache, without reserve

Duits

Uitgebreide vertaling voor Vorbehalt (Duits) in het Engels

der Vorbehalt (Bedingung; Voraussetzung)
the restriction; the reservation
- restriction [the ~] zelfstandig naamwoord
- reservation [the ~] zelfstandig naamwoord
der Vorbehalt (Voraussetzung; Kriterium; Bedingung; Kondition; Forderung; Maßstab; Klausel)
the criterion; the condition
- criterion [the ~] zelfstandig naamwoord
- condition [the ~] zelfstandig naamwoord
der Vorbehalt (Einschränkung; Beschränkung; Begrenzung; Restriktion; Limit)
the restriction; the limitation
- restriction [the ~] zelfstandig naamwoord
- limitation [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
condition	Bedingung; Forderung; Klausel; Kondition; Kriterium; Maßstab; Voraussetzung; Vorbehalt	Bedingung; Beschaffenheit; Bildung; Erfordernis; Forderung; Form; Gemütszustand; Gestalt; Gestaltung; Kondition; Verfassung; Voraussetzung; Zustand
criterion	Bedingung; Forderung; Klausel; Kondition; Kriterium; Maßstab; Voraussetzung; Vorbehalt	Chemische Verbindung; Kriterium; Maßstab
limitation	Begrenzung; Beschränkung; Einschränkung; Limit; Restriktion; Vorbehalt	Beschränktheit; Kleinlichkeit; Kleinmütigkeit; Voreingenommenheit
reservation	Bedingung; Voraussetzung; Vorbehalt	Buchung; Einschreibung; Eintragung; Immatrikulation; Platzreservierung; Reservierung; Submission; Subskription; Zeichnung
restriction	Bedingung; Begrenzung; Beschränkung; Einschränkung; Limit; Restriktion; Voraussetzung; Vorbehalt	Begrenzung; Beschränkung; Limit

Vorbehalt

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Vorbehalt	→ condition; stipulation; provision; proviso; term; requirement	↔ condition — nature, état ou qualité d’une chose ou d’une personne.
• Vorbehalt	→ reservation; reserve; reserves; supply; resource; stock; store; administration; pantry; storehouse; storeroom; victuals; box-room; storage room; cache; without reserve	↔ réserve — action de réserver.