Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Ausgang

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Ausgang

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Ausgang:
- way out; exit
Wiktionary:
- Ausgang → exit, outcome, outlet
- Ausgang → issue, exit, way out, outlet, egress, emergence, charge, expense, expenditure, outlay

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausgang (Duits) in het Engels

Ausgang:

Ausgang [der ~] zelfstandig naamwoord

der Ausgang (Ausweg)
the way out; the exit
- way out [the ~] zelfstandig naamwoord
- exit [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ausgang:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
exit	Ausgang; Ausweg	Ausfahrt
way out	Ausgang; Ausweg	Ausbruchsmöglichkeit; ausweg
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
exit		beenden

Synoniemen voor "Ausgang":

Auflösung

Wiktionary: Ausgang

Ausgang

noun

eine aus einem abgeschlossenen Raum oder Gebäude hinausführende Gebäudeöffnung, Tür (oder dgl.), durch die dieser Raum oder das Gebäude, von innen betrachtet, verlassen werden kann. Meist ist der Ausgang die gleiche Gebäudeöffnung wie der Eingang, der Ort, der die Möglichkeit, einen relativ
- Ausgang → exit

Ausgang

noun

passage from inside to outside
- exit → Ausgang
result
- outcome → Ergebnis; Ausgang
vent
- outlet → Ausgang

Cross Translation:

From	To	Via
• Ausgang	→ issue; exit; way out; outlet; egress	↔ issue — sortie, lieu par où l’on sortir.
• Ausgang	→ exit; emergence; charge; expense; expenditure; outlay; way out; outlet; egress	↔ sortie — action de sortir.