Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Schlager

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Schlager

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Schlager:
  2. Schläger:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schlager (Duits) in het Engels

Schlager:

Schlager [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schlager (Spitzenreiter)
    the hits; the bestsellers
    • hits [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bestsellers [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schlager (Best-seller; Erfolg; Hit; Treffer)
    the cracker; the hit; the chart topper; the bestseller; the box-office success
  3. der Schlager
    the song-hits
  4. der Schlager (Hit; Treffer)
    the hit; the winner; the sure card
    • hit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • winner [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sure card [the ~] zelfstandig naamwoord

Schlager [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schlager (Bestseller)
    the bestsellers; the tops; the crackers; the hits
    • bestsellers [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tops [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crackers [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hits [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Schlager
    the hits
    • hits [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schlager:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestseller Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer
bestsellers Bestseller; Schlager; Spitzenreiter
box-office success Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer Kassenerfolg; Kassenschlager
chart topper Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer
cracker Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer Gücksfall; Klapper; Knallfrosch; Rassel; Schpitzenschlager; gefundene fressen; glückliche Zufall
crackers Bestseller; Schlager
hit Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer Hit; Klapper; Kollision; Tor; Treffer; Treffer ins Schwarze; Zugriff; Zusammenstoß
hits Bestseller; Schlager; Spitzenreiter
song-hits Schlager
sure card Hit; Schlager; Treffer
tops Bestseller; Schlager Kronen; Scheitel; Wirbel
winner Hit; Schlager; Treffer Eroberer; Gewinner; Hit; Klapper; Preisträger; Sieger; Tor; Treffer; Triumphator
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hit anrühren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; dreschen; einen Klaps geben; erregen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; rühren; schlagen; treffen; verkloppen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crackers bekloppt; bescheuert; plemplem; verrückt; wild; übergeschnappt
tops erstklassig; erstrangig; herausragend; oberst; oberste; vortrefflich; vorzüglich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hit angeschossen; geschlagen; getroffen; verletzt; verwundet

Wiktionary: Schlager

Schlager
noun
  1. Musik: ein erfolgreiches, viel gehört und gesungenes Musikstück der leichten Unterhaltungsmusik
    • Schlager → hit
Schlager
noun
  1. success, especially in the entertainment industry
Cross Translation:
FromToVia
• Schlager → hit ↔ tube — Succès musical.

schläger:


Synoniemen voor "schläger":


Schläger:

Schläger [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schläger
    the little bat
  2. der Schläger
    the racket; the racquet
    – a sports implement (usually consisting of a handle and an oval frame with a tightly interlaced network of strings) used to strike a ball (or shuttlecock) in various games 1
    • racket [the ~] zelfstandig naamwoord
    • racquet [the ~] zelfstandig naamwoord

Schläger [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schläger
    the batsmen
    • batsmen [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Schläger (Streithähne; Draufgänger)
    the fighters
    • fighters [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schläger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
batsmen Schläger
fighters Draufgänger; Schläger; Streithähne Streiter
little bat Schläger
racket Schläger Andrang; Aufruhr; Beschäftigung; Betrieb; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Krach; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Lärm; Radau; Regsamkeit; Rummel; Rührigkeit; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trara; Treiben; Trubel; Tumult; Umtrieb; reges Leben; starkeVerkehr
racquet Schläger

Synoniemen voor "Schläger":


Wiktionary: Schläger

Schläger
noun
  1. Sport: eine Person, die den Ball schlägt
  2. eine Person, die dadurch auffallen, dass sie andere schlägt
  3. -
Schläger
noun
  1. hitting implement
  2. club
  3. implement
  4. an implement with a handle used to hit a ball
Cross Translation:
FromToVia
• Schläger → racquet ↔ raquette — Tennis, etc. (1)







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0465 seconde
Page rendered in 1.0 seconds