Legen: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

legen:
- lay; place; deposit; laydown; set; situate; put down; set down; station; put; bring down; take down
Legen:
- laying
Wiktionary:
- legen → lay, put, abate, pose, set
- legen → place, put, apply, employ, make use of, use, turn to account, put on, lay down, put down, lay, set, practice, administer, attach, put onto, add, append, assign, paste, put to bed, ask, locate, situate, cause, cause to take place, hold, organize, provoke, stage, position, identify, spot

Duits

Uitgebreide vertaling voor legen (Duits) in het Engels

legen:

legen werkwoord (lege, liegst, liegt, lag, lagt, gelegt)

legen (ablegen; setzen; einstellen; hinstellen; stellen; aufstellen; installieren; unterbringen; anbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben)
to lay; to place; to deposit; laydown; to set; to situate; to put down; to set down; to station
- lay werkwoord (lays, laid, laying)
- place werkwoord (places, placed, placing)
- deposit werkwoord (deposits, deposited, depositing)
- laydown werkwoord
- set werkwoord (sets, set, setting)
- situate werkwoord (situates, situated, situating)
- put down werkwoord (puts down, put down, putting down)
- set down werkwoord (sets down, set down, setting down)
- station werkwoord (stations, stationed, stationing)
legen (ablagern; deponieren; bergen; unterbringen)
to put; to lay; to place
- put werkwoord (puts, put, putting)
- lay werkwoord (lays, laid, laying)
- place werkwoord (places, placed, placing)
legen (unteraus legen; stecken; vergeben; einstellen; abstellen; verlegen; stellen; setzen; schalten; aufstellen; ablegen; einräumen; fügen; brühen; betten; anbringen; einteilen; einordnen; einweisen; hinlegen; schlingen; hinstellen; unterbringen; installieren; laichen; einrücken; stationieren; gruppieren)
to bring down; to take down
- bring down werkwoord (brings down, brought dowm, bringing down)
- take down werkwoord (takes down, took down, taking down)

Conjugations for legen:

Präsens

lege
liegst
liegt
legen
legt
legen

Imperfekt

lag
lagst
lag
lagen
lagt
lagen

Perfekt

habe gelegt
hast gelegt
hat gelegt
haben gelegt
habt gelegt
haben gelegt

1. Konjunktiv [1]

lege
legest
lege
legen
leget
legen

2. Konjunktiv

läge
lägest
läge
lägen
lägt
lägen

Futur 1

werde legen
wirst legen
wird legen
werden legen
werdet legen
werden legen

1. Konjunktiv [2]

würde legen
würdest legen
würde legen
würden legen
würdet legen
würden legen

Diverses

leg!
legt!
legen Sie!
gelegt
legend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor legen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
deposit		Ablagerung; Anlage; Anzahlung; Bodensatz; Bodensätze; Deposition; Depositum; Einlage; Einlegung; Einzahlung; Geldanlage; Hefe; Investierung; Investition; Leim; Niederschlag; Pfand; Rest; Restbestand; minimale Investierung; Überbleibsel
place		Angelplatz; Bereich; Fischgrund; Fischgründe; Gebiet; Gegend; Landstriche; Navigationsort; Ort; Platz; Standort; Stelle
set		Ansammlung; Clique; Freundeskreis; Gespann; Gruppe von zwei oder mehr; Menge; Paar; Partie; Satz; Schlacht; Spiel; Spielchen; Spielraum; Streit; Wettbewerb; Wettkampf; Wettstreit; Zusammenrottung; benannte Menge; bestimmter Menge
station		Bahnhof; Haltestelle; Rundfunkstation; Standort
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bring down	ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen	abschießen; abwerten; devalorisieren; erschießen; exekutieren; fusilieren; herabmindern; herabtragen; hinunterbringen; jemanden zu Fall bringen; nach unten bringen; niederschießen; totschießen
deposit	ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen	anbezahlen; anzahlen; auf das Konto überweisen; deponieren; eintragenlassen; herüberschicken; hinterlegen; im voraus zahlen; in Verwahrung geben; stürzen; umbuchen von Geld; übermitteln; überschreiben; übersenden; überweisen
lay	ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen	ablegen; anlegen; aufbewahren; aufheben; bauen; bergen; bewahren; deponieren; einrichten; hinlegen; installieren; lagern; niederlegen
laydown	ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
place	ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen	ablagern; ablegen; akkomodieren; anlegen; aufbewahren; aufheben; bauen; beherbergen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einquartieren; einrichten; einräumen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; lagern; niederlegen; räumlich anordnen; unterbringen
put	ablagern; bergen; deponieren; legen; unterbringen	ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einräumen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; niederlegen; räumlich anordnen; unterbringen; wegbergen
put down	ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen	ablegen; absetzen; aufbewahren; aufheben; aussteigen lassen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einräumen; hinlegen; hinstellen; lagern; niederlegen
set	ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen	einführen; einnieten; einordnen; einsetzen; einsinken; einstürzen; fallen; gleichstellen; gruppieren; herunterrutschen; hinstellen; initiieren; installieren; räumlich anordnen; senken; sichsenken; sickern; sinken; steif werden; synchronisieren; umkommen; untergehen; versenken; versinken
set down	ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen	aufschreiben; belegen; festlegen; niederschreiben; verzeichnen
situate	ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen	ablagern; ablegen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen; unterbringen
station	ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen	akkomodieren; aufstellen; beherbergen; deponieren; einordnen; einquartieren; einsetzen; gruppieren; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; plazieren; postieren; räumlich anordnen; stellen; unterbringen
take down	ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen	abschießen; anmerken; aufschreiben; erschießen; exekutieren; fusilieren; ganz kaputt und auseinander holen; niederschießen; notieren; protokollieren; totschießen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
set		erstarrt; starr; starrköpfig; steif; stramm; stramm gespannen; unbeugsam
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
put		gelegt
set down		dokumentiert; festgelegt

Synoniemen voor "legen":

geringer werden; kleiner werden; nachlassen; verblassen; verringern
betten; einbetten; einlagern; lagern
vergehen; vorbeigehen; vorübergehen
einstellen; setzen; stellen; tun
lagern

Wiktionary: legen

legen

verb

Eier hervorbringen
- legen → lay
etwas in horizontale Lage bringen oder in horizontaler Lage in eine Position bringen
- legen → put; lay

legen

verb

to deposit an egg
- lay → legen
to install certain building materials
- lay → legen
to place something down in a position of rest
- lay → legen
to decrease or become less in strength
- abate → nachlassen; legen
set in place, arrange
- pose → stellen; legen
to place something somewhere
- put → setzen; stellen; legen; tun
to put something down
- set → setzen; legen; stellen; aufstellen

Cross Translation:

From	To	Via
• legen	→ place; put	↔ leggen — doen liggen
• legen	→ apply; employ; make use of; use; turn to account; put on; lay down; place; put; put down; lay; set; practice; administer; attach; put onto; add; append; assign; paste	↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
• legen	→ lay; put to bed	↔ coucher — Coucher quelqu’un
• legen	→ ask	↔ poser — placer, mettre sur quelque chose.
• legen	→ locate; situate; cause; cause to take place; hold; organize; provoke; stage; position; set; identify; spot	↔ situer — placer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.

Legen:

Legen [das ~] zelfstandig naamwoord

Legen (Eierlegen)
the laying
- laying [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Legen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
laying	Eierlegen; Legen	Konstruktionen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
laying		ausgedehnt; ausgestreckt; ausgestreckt liegend; liegend

Verwante vertalingen van legen

Remove Ads

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: legen

Uitgebreide vertaling voor legen (Duits) in het Engels

legen:

legen werkwoord (lege, liegst, liegt, lag, lagt, gelegt)

legen (ablegen; setzen; einstellen; hinstellen; stellen; aufstellen; installieren; unterbringen; anbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben)

legen (ablagern; deponieren; bergen; unterbringen)

Conjugations for legen:

Präsens

Imperfekt

Perfekt

1. Konjunktiv [1]

2. Konjunktiv

Futur 1

1. Konjunktiv [2]

Diverses

Vertaal Matrix voor legen:

Synoniemen voor "legen":

Wiktionary: legen

Legen:

Legen [das ~] zelfstandig naamwoord

Legen (Eierlegen)

Vertaal Matrix voor Legen:

Verwante vertalingen van legen