Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Tierpfleger:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Tierpfleger (Duits) in het Engels

Tierpfleger:

Tierpfleger [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Tierpfleger (Betreuer; Aufseher)
    the caretaker; the animal foster; the attendant; the facilitator; the nurse; the orderly

Vertaal Matrix voor Tierpfleger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
animal foster Aufseher; Betreuer; Tierpfleger
attendant Aufseher; Betreuer; Tierpfleger Aufseher; Betreuerin; Bruder; Krankenpfleger; Ordner; Portier; Wächter; Wärter
caretaker Aufseher; Betreuer; Tierpfleger Betreuerin; Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer
facilitator Aufseher; Betreuer; Tierpfleger
nurse Aufseher; Betreuer; Tierpfleger Amme; Babysitter; Betreuer; Krankenpfleger; Krankenpflegerin; Krankenschwester; Schwester; Schwesterchen
orderly Aufseher; Betreuer; Tierpfleger Bruder; Krankenpfleger; Melder
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nurse einflößen; eingeben; für etwas sorgen; knuddeln; kuscheln; pflegen; schmusen; sorgen; stillen; streicheln; säugen; verordnen; verpflegen; versorgen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attendant begleitend; geleitend
orderly aufgeräumt; geordent; geordnet; gleichmäßig; ordentlich; regelmäßig; wohlgeordnet

Wiktionary: Tierpfleger

Tierpfleger
noun
  1. person employed at a zoo to attend to the animals

Computer vertaling door derden: