Geizhals: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Geizhals:
- miser; haggler; niggard; money-grub; skinflint; short arms deep pockets; skin-flint; screw
Wiktionary:
- Geizhals → miser, scrooge, skinflint
- Geizhals → miser, scrooge

Duits

Uitgebreide vertaling voor Geizhals (Duits) in het Engels

der Geizhals (Knauser; Pfennigfuchser; Schacherer)
the miser; the haggler; the niggard; the money-grub; the skinflint; the short arms deep pockets
- miser [the ~] zelfstandig naamwoord
- haggler [the ~] zelfstandig naamwoord
- niggard [the ~] zelfstandig naamwoord
- money-grub [the ~] zelfstandig naamwoord
- skinflint [the ~] zelfstandig naamwoord
- short arms deep pockets [the ~] zelfstandig naamwoord
der Geizhals (Geizhälse)
the miser; the skin-flint
- miser [the ~] zelfstandig naamwoord
- skin-flint [the ~] zelfstandig naamwoord
der Geizhals (Geizhälse)
the skinflint; the screw; the niggard
- skinflint [the ~] zelfstandig naamwoord
- screw [the ~] zelfstandig naamwoord
- niggard [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
haggler	Geizhals; Knauser; Pfennigfuchser; Schacherer	Frager; Schacherer
miser	Geizhals; Geizhälse; Knauser; Pfennigfuchser; Schacherer	Griesgram
money-grub	Geizhals; Knauser; Pfennigfuchser; Schacherer
niggard	Geizhals; Geizhälse; Knauser; Pfennigfuchser; Schacherer
screw	Geizhals; Geizhälse	Ekel; Ferkel; Flegel; Gauner; Halunke; Hundsfötter; Iltis; Lump; Schalk; Schelm; Schlauberger; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schraube; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Strick; Taugenichts; Widerling; geriebeneKerl
short arms deep pockets	Geizhals; Knauser; Pfennigfuchser; Schacherer
skin-flint	Geizhals; Geizhälse
skinflint	Geizhals; Geizhälse; Knauser; Pfennigfuchser; Schacherer
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
screw		andrehen; anschrauben; bumsen; festschrauben; ficken; miteinander schlafen; schrauben; vögeln

Geizkragen; Knauser; Knauserer; Pfennigfuchser; Raffke; Raffzahn; unangenehmer Mensch

Geizhals

noun

sehr geizige Person; jemand, der sehr wenig Neigung hat, anderen etwas zu geben oder überhaupt etwas auszugeben
- Geizhals → miser

Geizhals

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Geizhals	→ miser	↔ vrek — iemand die ongepaste zuinigheid betracht
• Geizhals	→ miser	↔ gierigaard — vrek
• Geizhals	→ scrooge	↔ grigou — Celui qui, avoir de quoi vivre, affecter la pauvreté pour servir de prétexte à une avarice sordide, avare, grippe-sou, ladre, pingre, rapiat.