Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Distribution

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Distribution

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Distribution:
  2. Wiktionary:
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. distribution:
  2. distribute:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Distribution (Duits) in het Engels

Distribution:

Distribution [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Distribution (Rationierung; Verteilung; Zwangsbewirtschaftung; Zuteilung; Güterverteilung)
    the rationing
  2. die Distribution (Verbreitung; Verteilung; Güterverteilung; Zwangsbewirtschaftung)
    the distribution; the spreading; the circulation
  3. die Distribution (Ausgabe; Erteilung; Herausgabe; Emission)
    the granting; the issue; the distribution

Vertaal Matrix voor Distribution:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circulation Distribution; Güterverteilung; Verbreitung; Verteilung; Zwangsbewirtschaftung Auflage; Auflegung; Blutkreislauf; Blutumlauf; Druck; Kreislauf; Kreisläufe; Last; Rundlauf; Spannung; Umlauf; Zirkulation; Zwang
distribution Ausgabe; Distribution; Emission; Erteilung; Güterverteilung; Herausgabe; Verbreitung; Verteilung; Zwangsbewirtschaftung Verteilung; Vertriebsstelle; Zuteilungsstelle
granting Ausgabe; Distribution; Emission; Erteilung; Herausgabe Bewilligung; Datenverschaffung; Erlaubnis; Genehmigung; Permission
issue Ausgabe; Distribution; Emission; Erteilung; Herausgabe Abgang; Angelegenheit; Ausgabe; Ausstoß; Emmision; Fall; Fassung; Folge; Frage; Problem; Sache; Streitfrage; Version
rationing Distribution; Güterverteilung; Rationierung; Verteilung; Zuteilung; Zwangsbewirtschaftung
spreading Distribution; Güterverteilung; Verbreitung; Verteilung; Zwangsbewirtschaftung Vertriebsstelle; Zuteilungsstelle; Zuweisung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
issue ausgeben; ausstellen; bekanntgeben; bekanntmachen; veröffentlichen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
issue herauskommen; herausströmen

Synoniemen voor "Distribution":


Wiktionary: Distribution

Distribution
noun
  1. Verteilung, Verteiltsein, Verbreitetsein
  2. Linguistik: Vorkommen sprachlicher Ausdrücke in einer bestimmten sprachlichen Umgebung (s. Distributionsklasse)
Distribution
noun
  1. distribution in statistics
  2. the result of distributing; arrangement
  3. frequency of occurrence or extent of existence
  4. process by which commodities get to final consumers
  5. act of distribution or being distributed

Computer vertaling door derden:


Engels

Uitgebreide vertaling voor Distribution (Engels) in het Duits

distribution:

distribution [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the distribution (spreading; circulation)
    die Verbreitung; die Verteilung; die Distribution; die Güterverteilung; die Zwangsbewirtschaftung
  2. the distribution (distribution office; spreading)
    die Vertriebsstelle; die Zuteilungsstelle
  3. the distribution (granting; issue)
    die Ausgabe; die Erteilung; die Herausgabe; die Emission; die Distribution
  4. the distribution
    – The process of managing the flow of goods and services from the producer to the customer. 1
    die Verteilung

Vertaal Matrix voor distribution:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausgabe distribution; granting; issue chapter; delivery; edition; episode; expenditure; expense; extradition; handing over; issue; noise level; output; sound intensity; sound level; sound volume; spending; volume
Distribution circulation; distribution; granting; issue; spreading rationing
Emission distribution; granting; issue
Erteilung distribution; granting; issue
Güterverteilung circulation; distribution; spreading rationing
Herausgabe distribution; granting; issue
Verbreitung circulation; distribution; spreading expansion
Verteilung circulation; distribution; spreading dispersal; index propagation; propagation; rationing
Vertriebsstelle distribution; distribution office; spreading
Zuteilungsstelle distribution; distribution office; spreading
Zwangsbewirtschaftung circulation; distribution; spreading rationing
- dispersion; statistical distribution
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- division; extension; spread

Verwante woorden van "distribution":


Synoniemen voor "distribution":


Antoniemen van "distribution":


Verwante definities voor "distribution":

  1. the act of distributing or spreading or apportioning2
  2. the commercial activity of transporting and selling goods from a producer to a consumer2
  3. the spatial or geographic property of being scattered about over a range, area, or volume2
    • worldwide in distribution2
    • the distribution of nerve fibers2
    • in complementary distribution2
  4. (statistics) an arrangement of values of a variable showing their observed or theoretical frequency of occurrence2
  5. The process of managing the flow of goods and services from the producer to the customer.1

Wiktionary: distribution

distribution
noun
  1. distribution in statistics
  2. -
  3. the result of distributing; arrangement
  4. anything distributed; portion; share
  5. frequency of occurrence or extent of existence
  6. process by which commodities get to final consumers
  7. apportionment by law of funds, property
  8. act of distribution or being distributed
distribution
noun
  1. Statistik: Anordnung der Gegenstände eines Gegenstandsbereichs entsprechend einem bestimmten Prinzip
  2. die (bewusste oder unbewusste) Handlung des verbreiten; eine Sache weitergeben und somit vervielfachen
  3. Verteilung, Verteiltsein, Verbreitetsein
  4. Linguistik: Vorkommen sprachlicher Ausdrücke in einer bestimmten sprachlichen Umgebung (s. Distributionsklasse)
Cross Translation:
FromToVia
• distribution → Vertrieb ↔ distributie — verdeling, verspreiding
• distribution → Verteilung; Ausgeben; Verteilen; Austeilen; Austeilung ↔ distribution — action de distribuer ou résultat de cette action.
• distribution → Teilung; Einteilung ↔ division — Autres sens à trier

distribute:

to distribute werkwoord (distributes, distributed, distributing)

  1. to distribute (hand out; ration)
    verteilen; distribuieren; überreichen; vermitteln; ausgeben; aushändigen; holen; ausstellen; verabreichen; austeilen; besorgen; verschaffen; ausschütten; schaffen; geben; liefern; gewähren; bereitstellen; herbeibringen; einbringen; herbeischaffen
    • verteilen werkwoord (verteile, verteilst, verteilt, verteilte, verteiltet, verteilt)
    • distribuieren werkwoord (distribuiere, distribuierst, distribuiert, distribuierte, distribuiertet, distribuiert)
    • überreichen werkwoord (überreiche, überreichst, überreicht, überreichte, überreichtet, überreicht)
    • vermitteln werkwoord (vermittele, vermittelst, vermittelt, vermittelte, vermitteltet, vermittelt)
    • ausgeben werkwoord (gebe aus, gibst aus, gibt aus, gab aus, gabt aus, ausgegeben)
    • aushändigen werkwoord (händige aus, händigst aus, händigt aus, händigte aus, händigtet aus, ausgehändigt)
    • holen werkwoord (hole, holst, holt, holte, holtet, geholt)
    • ausstellen werkwoord (stelle aus, stellst aus, stellt aus, stellte aus, stelltet aus, ausgestellt)
    • verabreichen werkwoord (verabreiche, verabreichst, verabreicht, verabreichte, verabreichtet, verabreicht)
    • austeilen werkwoord (teile aus, teilst aus, teilt aus, teilte aus, teiltet aus, ausgeteilt)
    • besorgen werkwoord (besorge, besorgst, besorgt, besorgte, besorgtet, besorgt)
    • verschaffen werkwoord (verschaffe, verschaffst, verschafft, verschaffte, verschafftet, verschafft)
    • ausschütten werkwoord (schütte aus, schüttest aus, schüttet aus, schüttete aus, schüttetet aus, ausgeschüttet)
    • schaffen werkwoord (schaffe, schaffst, schafft, schuff, schufft, geschaffen)
    • geben werkwoord (gebe, gibst, gibt, gab, gabt, gegeben)
    • liefern werkwoord (liefere, lieferst, liefert, lieferte, liefertet, geliefert)
    • gewähren werkwoord (gewähre, gewährst, gewährt, gewährte, gewährtet, gewährt)
    • bereitstellen werkwoord (stelle bereit, stellst bereit, stellt bereit, stellte bereit, stelltet bereit, bereitgestellt)
    • herbeibringen werkwoord (bringe herbei, bringst herbei, bringt herbei, brachte herbei, brachtet herbei, herbeigebrahct)
    • einbringen werkwoord (bringe ein, bringst ein, bringt ein, bracht ein, brachtet ein, eingebracht)
    • herbeischaffen werkwoord (schaffe herbei, schaffst herbei, schafft herbei, schaffte herbei, schafftet herbei, herbeigeschafft)
  2. to distribute (hand round; hand out; confer; )
    verteilen; teilen; distribuieren; verbreiten; zuteilen; herumreichen
    • verteilen werkwoord (verteile, verteilst, verteilt, verteilte, verteiltet, verteilt)
    • teilen werkwoord (teile, teilst, teilt, teilte, teiltet, geteilt)
    • distribuieren werkwoord (distribuiere, distribuierst, distribuiert, distribuierte, distribuiertet, distribuiert)
    • verbreiten werkwoord (verbreite, verbreitest, verbreitet, verbreitete, verbreitetet, verbreitet)
    • zuteilen werkwoord (teile zu, teilst zu, teilt zu, teilte zu, teiltet zu, zugeteilt)
    • herumreichen werkwoord (reiche herum, reichst herum, reicht herum, reichte herum, reichtet herum, herumgereicht)
  3. to distribute
    – To allocate among locations or facilities, as in a data-processing function that is performed by a collection of computers and other devices linked together by a network. 1
    verteilen
    • verteilen werkwoord (verteile, verteilst, verteilt, verteilte, verteiltet, verteilt)

Conjugations for distribute:

present
  1. distribute
  2. distribute
  3. distributes
  4. distribute
  5. distribute
  6. distribute
simple past
  1. distributed
  2. distributed
  3. distributed
  4. distributed
  5. distributed
  6. distributed
present perfect
  1. have distributed
  2. have distributed
  3. has distributed
  4. have distributed
  5. have distributed
  6. have distributed
past continuous
  1. was distributing
  2. were distributing
  3. was distributing
  4. were distributing
  5. were distributing
  6. were distributing
future
  1. shall distribute
  2. will distribute
  3. will distribute
  4. shall distribute
  5. will distribute
  6. will distribute
continuous present
  1. am distributing
  2. are distributing
  3. is distributing
  4. are distributing
  5. are distributing
  6. are distributing
subjunctive
  1. be distributed
  2. be distributed
  3. be distributed
  4. be distributed
  5. be distributed
  6. be distributed
diverse
  1. distribute!
  2. let's distribute!
  5. distributed
  6. distributing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

distribute [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the distribute
    – To move three or more objects so that there is an equal amount of space between them. 1
    verteilen
    • verteilen werkwoord (verteile, verteilst, verteilt, verteilte, verteiltet, verteilt)

Vertaal Matrix voor distribute:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausgeben distribute; hand out; ration bear; endure; give away; issue; pass; pay; pay out; print; provide; publish; remit; spend; stand; sustain
aushändigen distribute; hand out; ration capitulate; give up; hand oneself in; hand oneself over to
ausschütten distribute; hand out; ration dump out; effuse; empty; empty out; pay out; pour; pour out; remit; sprinkle
ausstellen distribute; hand out; ration accept; agree; allow; be on show; display; donate; exhibit; give; issue; parade; permit; present; show
austeilen distribute; hand out; ration accept; admit; agree; allow; authorise; authorize; concede; donate; give; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate; treat
bereitstellen distribute; hand out; ration deploy; furnish; lay out; make preparations; place at someone's disposal; post; prepare; provide; provision; put at someone's disposal; put ready; set out; spread; stage; supply
besorgen distribute; hand out; ration bring; bring around; deliver; deliver to the door; dispense; furnish; give; hand over; hand over to; leave; provide; provide with; put up for shipment; send; send round; ship; supply; supply with
distribuieren confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around; ration put on rations; ration; treat
einbringen distribute; hand out; ration bring; bring along; bring forward; bring in; carry; collect; compensate for; contribute; counterbalance; gather; have influence; have something to say; initiate; introduce; make good; nominate; obtain; present; produce; propose; put in; raise
geben distribute; hand out; ration administer; allow; bestow; donate; furnish; give; give a present; give away; grant; offer; pour in; provide; put on; supply
gewähren distribute; hand out; ration accept; admit; agree; allow; authorise; authorize; award; comply with; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate
herbeibringen distribute; hand out; ration bring; bring along; carry
herbeischaffen distribute; hand out; ration
herumreichen confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around bind tightly; hand on; pass on; span
holen distribute; hand out; ration collect; derive; draw; fetch; gain; get; get something; pick something up; pick up; win
liefern distribute; hand out; ration bring; bring around; deliver; deliver to the door; dispense; furnish; give; hand over; hand over to; leave; order; provide; put up for shipment; send; ship; supply
schaffen distribute; hand out; ration accomplish; act; bring about; bring forth; bring it off; bring off; carry it out; come up to the expectations; conceptualise; conceptualize; construct; cope; create; derive; design; dig up; do; draw; effect; exploit; fix; function; furnish; generate; invent; lift; make; manage; manufacture; prepare; produce; provide; pull off; realise; realize; succeed; supply
teilen confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around cut; cut through; disentangle; itemise; itemize; separate; slice; solve; split; split up; unbutton; unravel; unriddle; untie
verabreichen distribute; hand out; ration administer; pour in
verbreiten confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around enlarge; expand; extend; increase; increase in number; make generally known
vermitteln distribute; hand out; ration butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; negociate; negotiate; place at someone's disposal; step in
verschaffen distribute; hand out; ration furnish; place at someone's disposal; provide; provide with; supply; supply with
verteilen confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around; ration cast around; disperse; propagate; put on rations; ration; scatter; sow; spread; sprinkle; strew about; subdivide; toss about; treat
zuteilen confer; dish out; distribute; dole out; give out; hand out; hand round; parcel out; pass around allocate; allot; assign; bestow on; classify; confer; endow; gift; give; present; put on rations; ration
überreichen distribute; hand out; ration allocate; allot; assign; bestow on; confer; deliver; give; give to; hand; hand on; hand over; pass; pass on
- circulate; give out; hand out; pass around; pass on; pass out; spread; stagger
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- exchange; portion out
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausgeben given away

Verwante woorden van "distribute":

  • redistribute, distributing, distributable, distributed, distributive, distribution

Synoniemen voor "distribute":


Antoniemen van "distribute":


Verwante definities voor "distribute":

  1. distribute or disperse widely2
  2. to arrange in a systematic order2
  3. cause be distributed2
  4. give to several people2
  5. make available2
    • The publisher wants to distribute the book in Asia2
  6. be mathematically distributive2
  7. be distributed or spread, as in statistical analyses2
    • Values distribute2
  8. spread throughout a given area2
    • the function distributes the values evenly2
  9. To allocate among locations or facilities, as in a data-processing function that is performed by a collection of computers and other devices linked together by a network.1
  10. To move three or more objects so that there is an equal amount of space between them.1

Wiktionary: distribute

distribute
verb
  1. to classify or separate into categories
  2. to apportion
  3. to scatter or spread
  4. to deliver or pass out
  5. to supply to retail outlets
  6. to divide into portions and dispense
distribute
verb
  1. etwas verschiedenen Empfängern zubringen
  2. mehreren Personen einen Teil von irgendetwas geben
  1. etwas zum Verkauf anbieten
Cross Translation:
FromToVia
• distribute → verteilen ↔ uitdelen — meerdere personen ergens op trakteren
• distribute → ausnehmen; ausschließen; austeilen; verallgemeinern; verteilen; zuteilen; ausgeben; geben ↔ dispenser — exempter de la règle ordinaire, par faveur spéciale, ou simplement exempter de quelque chose.
• distribute → austeilen; verallgemeinern; verteilen; zerlegen; zuteilen; ausgeben; geben ↔ distribuer — répartir une chose entre plusieurs personnes ou plusieurs endroits.
• distribute → austeilen; verallgemeinern; verteilen; zerlegen ↔ répartir — partager, distribuer, attribuer à chacun sa part.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Distribution







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1568 seconde
Page rendered in 1.0 seconds