Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: einrichten

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: einrichten

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. einrichten:
  2. Einrichten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor einrichten (Duits) in het Engels

einrichten:

einrichten werkwoord (richte ein, richtest ein, richtet ein, richtete ein, richtetet ein, eingerichtet)

  1. einrichten (installieren; errichten; einsetzen; )
    to set up; to arrange; to install; to instal
    • set up werkwoord (sets up, set up, setting up)
    • arrange werkwoord (arranges, arranged, arranging)
    • install werkwoord, Amerikaans (installs, installed, installing)
    • instal werkwoord, Brits
  2. einrichten (anlegen; installieren; bauen)
    to assemble; to install; to construct; to place; to set up; to lay; to fit; to instal
    • assemble werkwoord (assembles, assembled, assembling)
    • install werkwoord, Amerikaans (installs, installed, installing)
    • construct werkwoord (constructs, constructed, constructing)
    • place werkwoord (places, placed, placing)
    • set up werkwoord (sets up, set up, setting up)
    • lay werkwoord (lays, laid, laying)
    • fit werkwoord (fits, fitted, fitting)
    • instal werkwoord, Brits
  3. einrichten (aufstellen; regeln; organisieren; )
    to arrange
    • arrange werkwoord (arranges, arranged, arranging)
  4. einrichten (möblieren; ausstatten)
    to furnish
    • furnish werkwoord (furnishes, furnished, furnishing)
  5. einrichten (reglementieren; regeln; einteilen; einordnen; regulieren)
    to regulate
    • regulate werkwoord (regulates, regulated, regulating)

Conjugations for einrichten:

Präsens
  1. richte ein
  2. richtest ein
  3. richtet ein
  4. richten ein
  5. richtet ein
  6. richten ein
Imperfekt
  1. richtete ein
  2. richtetest ein
  3. richtete ein
  4. richteten ein
  5. richtetet ein
  6. richteten ein
Perfekt
  1. habe eingerichtet
  2. hast eingerichtet
  3. hat eingerichtet
  4. haben eingerichtet
  5. habt eingerichtet
  6. haben eingerichtet
1. Konjunktiv [1]
  1. richte ein
  2. richtest ein
  3. richte ein
  4. richten ein
  5. richtet ein
  6. richten ein
2. Konjunktiv
  1. richtete ein
  2. richtetest ein
  3. richtete ein
  4. richteten ein
  5. richtetet ein
  6. richteten ein
Futur 1
  1. werde einrichten
  2. wirst einrichten
  3. wird einrichten
  4. werden einrichten
  5. werdet einrichten
  6. werden einrichten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde einrichten
  2. würdest einrichten
  3. würde einrichten
  4. würden einrichten
  5. würdet einrichten
  6. würden einrichten
Diverses
  1. richt ein!
  2. richtet ein!
  3. richten Sie ein!
  5. eingerichtet
  6. einrichtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor einrichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assemble Zusammenkommen
fit Anpassung; Gliederzucken; Paßform; Schnitt; Sitz; Wutanfall; Zuckung; Zusammenziehung
place Angelplatz; Bereich; Fischgrund; Fischgründe; Gebiet; Gegend; Landstriche; Navigationsort; Ort; Platz; Standort; Stelle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrange anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; einsetzen; erbauen; errichten; festlegen; herrichten; installieren; organisieren; regeln; veranstalten Haus einrichten; Maßregeln treffen; abmachen; arrangieren; ausmachen; einordnen; einteilen; führen; gliedern; inOrdnungbringen; koordinieren; leiten; lenken; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; vereinbaren
assemble anlegen; bauen; einrichten; installieren ansammeln; assemblieren; bei einander bringen; konzentrieren; montieren; sammeln; scharen; sich ansammeln; sich treffen; sich zusammenrotten; versammeln; zusammenbauen; zusammenbringen; zusammenkommen; zusammensetzen
construct anlegen; bauen; einrichten; installieren anfertigen; aufbauen; aufstellen; bauen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; errichten; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen
fit anlegen; bauen; einrichten; installieren anprobieren; ausprobieren; gleichen; gleichkommen; passen; probieren; stimmen; vereinbaren; zusammenstimmen; übereinstimmen mit
furnish ausstatten; einrichten; möblieren abgeben; abliefern; ankleiden; aufputzen; ausliefern; ausschmücken; ausstaffieren; ausstatten; bekleiden; bereitstellen; besorgen; bestellen; beziehen; bringen; dekorieren; einzahlen; geben; herausputzen; ins Haus schicken; liefern; polstern; rundbringen; schaffen; schmücken; verschaffen; zur Verfügung stellen; zustellen
instal anlegen; aufbauen; aufstellen; bauen; einrichten; einsetzen; erbauen; errichten; festlegen; installieren einsegnen; einsetzen; einstellen; inaugurieren
install anlegen; aufbauen; aufstellen; bauen; einrichten; einsetzen; erbauen; errichten; festlegen; installieren einsegnen; einsetzen; einstellen; inaugurieren; installieren
lay anlegen; bauen; einrichten; installieren ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; legen; niederlegen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
place anlegen; bauen; einrichten; installieren ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; akkomodieren; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; beherbergen; beisetzen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einquartieren; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; lagern; legen; niederlegen; räumlich anordnen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
regulate einordnen; einrichten; einteilen; regeln; reglementieren; regulieren Maßregeln treffen; normieren; regeln; regulieren; standardisieren
set up anlegen; aufbauen; aufstellen; bauen; einrichten; einsetzen; erbauen; errichten; festlegen; installieren anfangen; anheben; aufbauen; aufführen; aufheben; aufnehmen; aufrichten; aufrücken; aufsetzen; aufstellen; aufziehen; ausdenken; ausklügeln; austüfteln; bauen; beginnen; begründen; einsetzen; erbauen; erheben; errichten; etablieren; gründen; hissen; konstruieren; planen; setzen; sich ausdenken; starten; steigen; wallen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fit adäquat; angemessen; arbeitstauglich; befähig; behäbig; blühend; entsprechend; erwerbsfähig; finanzstark; fit; fähig; geeignet; gemessen; gesund; glühend; gutgestellt; gutsituiert; heil; heilsam; hygienisch; inbesterForm; kapabel; kompetent; passend; springlebendig; wohlauf; wohlhabend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
set up errichtet; gegründet

Synoniemen voor "einrichten":


Wiktionary: einrichten

einrichten
verb
  1. to provide with furniture
  2. music: to adapt an existing composition for presentation
  3. to furnish with something desired
Cross Translation:
FromToVia
• einrichten → decorate ↔ inrichten — een woning ~: een ruimte geschikt maken voor bewoning met vloerbedekking, behang, huisraad, enzovoort
• einrichten → accommodate; adapt; adjust ↔ accommoder — donner, procurer de la commodité.
• einrichten → arrange; cope ↔ arranger — arranger (transitive) (fr)
• einrichten → build; construct; make ↔ construire — bâtir, élever, avec de la pierre, du bois, du métal, etc., d’après un plan déterminé.
• einrichten → tune; attune; have available; have at one’s disposal; arrange; fix up; array ↔ disposer — arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
• einrichten → install; place; settle ↔ installer — Mettre solennellement en possession d’une place, d’un emploi, d’une dignité.
• einrichten → organize ↔ organiser — disposer les parties d’un corps pour les fonctions auxquelles il destiner.
• einrichten → ask ↔ poser — placer, mettre sur quelque chose.

Einrichten:

Einrichten [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Einrichten (Nachstellung; Anpassen; Einstellen; Justierung)
    the adjustment

Vertaal Matrix voor Einrichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjustment Anpassen; Einrichten; Einstellen; Justierung; Nachstellung Anordnung; Berichtigung; Gleichschaltung; Gleichstellung; Inspektion; Reparatur von Material; Revision; Wartung; Überholung; Überprüfung

Wiktionary: Einrichten

Cross Translation:
FromToVia
• Einrichten → adjustment; adapting ↔ accommodation — Action de (s’)adapter, (se) conformer

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van einrichten







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0554 seconde
Page rendered in 1.0 seconds