Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: bestechen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: bestechen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bestechen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bestechen (Duits) in het Engels

bestechen:

bestechen werkwoord (besteche, bestichst, besticht, bestocht, bestochen)

  1. bestechen (korrumpieren)
    to bribe
    • bribe werkwoord (bribes, bribed, bribing)
  2. bestechen (reizen; betören; verführen; )
    to fascinate; to enchant; to charm; to delight; to allure
    • fascinate werkwoord (fascinates, fascinated, fascinating)
    • enchant werkwoord (enchants, enchanted, enchanting)
    • charm werkwoord (charms, charmed, charming)
    • delight werkwoord (delights, delighted, delighting)
    • allure werkwoord (allures, allured, alluring)
  3. bestechen (herauslocken; verleiten; verlocken; )
    to attract; to seduce; to tempt; to entice; to allure; to invite
    • attract werkwoord (attracts, attracted, attracting)
    • seduce werkwoord (seduces, seduced, seducing)
    • tempt werkwoord (tempts, tempted, tempting)
    • entice werkwoord (entices, enticed, enticing)
    • allure werkwoord (allures, allured, alluring)
    • invite werkwoord (invites, invited, inviting)

Conjugations for bestechen:

Präsens
  1. besteche
  2. bestichst
  3. besticht
  4. bestechen
  5. bestecht
  6. bestechen
Imperfekt
  1. bestoch
  2. bestochst
  3. bestocht
  4. bestochen
  5. bestocht
  6. bestochen
Perfekt
  1. habe bestochen
  2. hast bestochen
  3. hat bestochen
  4. haben bestochen
  5. habt bestochen
  6. haben bestochen
1. Konjunktiv [1]
  1. besteche
  2. bestechest
  3. besteche
  4. bestechen
  5. bestechet
  6. bestechen
2. Konjunktiv
  1. bestäche
  2. bestächest
  3. bestäche
  4. bestächen
  5. bestächt
  6. bestächen
Futur 1
  1. werde bestechen
  2. wirst bestechen
  3. wird bestechen
  4. werden bestechen
  5. werdet bestechen
  6. werden bestechen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bestechen
  2. würdest bestechen
  3. würde bestechen
  4. würden bestechen
  5. würdet bestechen
  6. würden bestechen
Diverses
  1. bestech!
  2. bestecht!
  3. bestechen Sie!
  5. bestochen
  6. bestechend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bestechen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allure Allüren; Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Statur
bribe Bestechungsgeld; Schmiergeld
charm Anmut; Anziehung; Attraktivität; Bezauberung; Charme; Eroberung; Erprobung; Experiment; Grazie; Kategorie; Lieblichkeit; Liebreiz; Prüfung; Reiz; Scharm; Süße; Verführung; Verleitung; Verlockung; Versuchung; Zauber; einnehmendes Wesen
delight Begeisterung; Enthusiasmus; Entzückung; Freude; Gefallen; Genuß; Glückseligkeit; Lust; Seligkeit; Vergnügen; Wonne
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allure anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern Gunst erlangen; Gunst erwerben
attract bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
bribe bestechen; korrumpieren
charm anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern beglücken; bezaubern; charmieren; einschlagen; einwickeln; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern; wickeln
delight anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; freuen; gefallen; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern
enchant anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; faszinieren; fesseln; freuen; gefallen; intrigieren; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern
entice bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken
fascinate anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern beglücken; bezaubern; entzücken; erfreuen; faszinieren; fesseln; freuen; gefallen; intrigieren; reizen; scharmieren; verführen; verzaubern
invite bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken bitten; einladen; engagieren
seduce bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken Gunst erlangen; Gunst erwerben
tempt bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken Gunst erlangen; Gunst erwerben; im Versuchung bringen; versuchen

Synoniemen voor "bestechen":

  • brillieren; glänzen; herausragen; herausstechen; herausstehen; herausstrecken; hervorstehen; vorstehen

Wiktionary: bestechen

bestechen
verb
  1. sich (gegenüber anderen) auszeichnen; (durch etwas) überzeugen
  2. eine Gabe an eine Amtsperson überlassen, um diese zur Verletzung ihrer Amtspflicht zu bewegen
bestechen
verb
  1. to attract and hold interest and attention of
  2. to give a bribe
  3. to bribe, especially to deter oversight
Cross Translation:
FromToVia
• bestechen → bribe ↔ omkopen — (iemand ~) met behulp van geschenken, geld e.d. overhalen om van zijn plicht, partij, overtuiging te verzakent
• bestechen → corrupt; bribe; suborn; buy ↔ corrompre — gâter, altérer, changer en mal.
• bestechen → bribe ↔ soudoyer — (vieilli) entretenir des gens de guerre, leur payer une solde.
• bestechen → bribe ↔ suborner — séduire, porter à faire une mauvaise action, une action contre le devoir.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0469 seconde
Page rendered in 1.0 seconds