Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: plärren

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: plärren

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. plärren:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor plärren (Duits) in het Engels

plärren:

plärren werkwoord (plärre, plärrst, plärrt, plärrte, plärrtet, geplärr)

  1. plärren (schreien)
    to scream; to screech; to shriek; to squawk; to yell; to cry
    • scream werkwoord (screams, screamed, screaming)
    • screech werkwoord (screeches, screeched, screeching)
    • shriek werkwoord (shrieks, shrieked, shrieking)
    • squawk werkwoord (squawks, squawked, squawking)
    • yell werkwoord (yells, yelled, yelling)
    • cry werkwoord (cries, cried, crying)
  2. plärren (weinen; heulen; flennen)
    to cry; to weep; to wail; to sob; to blubber; to whimper
    • cry werkwoord (cries, cried, crying)
    • weep werkwoord (weeps, wept, weeping)
    • wail werkwoord (wails, wailed, wailing)
    • sob werkwoord (sobs, sobbed, sobbing)
    • blubber werkwoord (blubbers, blubbered, blubbering)
    • whimper werkwoord (whimpers, whimpered, whimpering)
  3. plärren
    to bleat; to squall
    • bleat werkwoord (bleats, bleated, bleating)
    • squall werkwoord (squalls, squalled, squalling)
  4. plärren (schluchzen; schreien; greinen; )
    to sob; to gasp
    • sob werkwoord (sobs, sobbed, sobbing)
    • gasp werkwoord (gasps, gasped, gasping)

Conjugations for plärren:

Präsens
  1. plärre
  2. plärrst
  3. plärrt
  4. plärren
  5. plärrt
  6. plärren
Imperfekt
  1. plärrte
  2. plärrtest
  3. plärrte
  4. plärrten
  5. plärrtet
  6. plärrten
Perfekt
  1. habe geplärr
  2. hast geplärr
  3. hat geplärr
  4. haben geplärr
  5. habt geplärr
  6. haben geplärr
1. Konjunktiv [1]
  1. plärre
  2. plärrest
  3. plärre
  4. plärren
  5. plärret
  6. plärren
2. Konjunktiv
  1. plärrte
  2. plärrtest
  3. plärrte
  4. plärrten
  5. plärrtet
  6. plärrten
Futur 1
  1. werde plärren
  2. wirst plärren
  3. wird plärren
  4. werden plärren
  5. werdet plärren
  6. werden plärren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde plärren
  2. würdest plärren
  3. würde plärren
  4. würden plärren
  5. würdet plärren
  6. würden plärren
Diverses
  1. plärr!
  2. plärrt!
  3. plärren Sie!
  5. geplärr
  6. plärrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor plärren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blubber Walspeck
cry Ausruf; Ruf; Schrei
scream Ausruf; Brüller; Fehler; Irrtum; Ruf; Schnitzer; Schrei
screech Ausruf; Ruf; Schrei
shriek Ausruf; Ruf; Schrei
sob Schluchzer
squall Abwind; Böe; Fallwind; Schneesturm; Windstoß
wail Jammerton; Totenklage
whimper Jammerton
yell Ausruf; Kampfruf; Kriegsruf; Ruf; Schrei
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bleat plärren blöken; meckern
blubber flennen; heulen; plärren; weinen flennen; greinen
cry flennen; heulen; plärren; schreien; weinen brüllen; flennen; greinen; heulen; jammern; kreischen; lärmen; poltern; schreien; wehklagen; weinen
gasp flennen; greinen; herausschreien; heulen; plärren; schluchzen; schreien hecheln; keuchen; schnaufen
scream plärren; schreien ausfahren; bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; lärmen; poltern; rasen; sausen; schallen; schelten; schimpfen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen
screech plärren; schreien abkratzen; abscheuern; herausschreien; jucken; kratzen; schaben; sich scheuern
shriek plärren; schreien aufschreien; bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; kreischen; lärmen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; weinen; wettern; wüten; zischen
sob flennen; greinen; herausschreien; heulen; plärren; schluchzen; schreien; weinen
squall plärren
squawk plärren; schreien
wail flennen; heulen; plärren; weinen beanstanden; flehen; jammern; klagen; sich beschweren; wehklagen; wimmern; winseln
weep flennen; heulen; plärren; weinen heulen; jammern; schreien; tränen; wehklagen; weinen
whimper flennen; heulen; plärren; weinen flennen; greinen; heulen; jammern; quengeln; schluchzen; weinen; wimmern; winseln
yell plärren; schreien anschnauzen; anschreien; ausfahren; bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; ferkeln; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; kläffen; lautauf schreien; lärmen; poltern; rasen; sauen; sausen; schallen; schelten; schimpfen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen

Synoniemen voor "plärren":


Wiktionary: plärren

plärren
verb
  1. umgangssprachlich: weinen
  2. laut tönen
  3. laut schreien, brüllen
plärren
verb
  1. to complain or protest

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0655 seconde
Page rendered in 1.0 seconds