Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Schleppen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Schleppen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. schleppen:
  2. Schleppen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schleppen (Duits) in het Engels

schleppen:

schleppen werkwoord (schleppe, schleppst, schleppt, schleppte, schlepptet, geschleppt)

  1. schleppen (nachziehen)
    to tow; to haul; to trail
    • tow werkwoord (tows, towed, towing)
    • haul werkwoord (hauls, hauled, hauling)
    • trail werkwoord (trails, trailed, trailing)
  2. schleppen (wuchten; tragen)
    to drag; to carry; to carry along
    • drag werkwoord (drags, dragged, dragging)
    • carry werkwoord (carries, carried, carrying)
    • carry along werkwoord (carry along, carried along, carrying along)
  3. schleppen (zerren; ziehen; fortziehen)
    to haul; to drag; to pull
    • haul werkwoord (hauls, hauled, hauling)
    • drag werkwoord (drags, dragged, dragging)
    • pull werkwoord (pulls, pulled, pulling)
  4. schleppen (schwer zu trägen sein; tragen; hervorbringen)
    to bear; to carry; to carry along
    • bear werkwoord (bears, bearing)
    • carry werkwoord (carries, carried, carrying)
    • carry along werkwoord (carry along, carried along, carrying along)
  5. schleppen (wegschleppen)
    lug away
  6. schleppen (sich fort schleppen)
    to plod on; to plod along; to toil; to plod
    • plod on werkwoord (plods on, plodded on, plodding on)
    • plod along werkwoord (plods along, plodded along, plodding along)
    • toil werkwoord (toils, toiled, toiling)
    • plod werkwoord (plods, plodded, plodding)
  7. schleppen (mitschleppen; mitziehen; mitnehmen; mitlocken)
    to drag along; to pull along; to carry before it
    • drag along werkwoord (drags along, dragged along, dragging along)
    • pull along werkwoord (pulls along, pulled along, pulling along)
    • carry before it werkwoord (carry before it, carried before it, carrying before it)
  8. schleppen
    to pull along; schlep; shlep
    – pull along heavily, like a heavy load against a resistance 1
    • pull along werkwoord (pulls along, pulled along, pulling along)
    • schlep werkwoord
    • shlep werkwoord
      • Can you shlep this bag of potatoes upstairs?1

Conjugations for schleppen:

Präsens
  1. schleppe
  2. schleppst
  3. schleppt
  4. schleppen
  5. schleppt
  6. schleppen
Imperfekt
  1. schleppte
  2. schlepptest
  3. schleppte
  4. schleppten
  5. schlepptet
  6. schleppten
Perfekt
  1. habe geschleppt
  2. hast geschleppt
  3. hat geschleppt
  4. haben geschleppt
  5. habt geschleppt
  6. haben geschleppt
1. Konjunktiv [1]
  1. schleppe
  2. schleppest
  3. schleppe
  4. schleppen
  5. schleppet
  6. schleppen
2. Konjunktiv
  1. schleppte
  2. schlepptest
  3. schleppte
  4. schleppten
  5. schlepptet
  6. schleppten
Futur 1
  1. werde schleppen
  2. wirst schleppen
  3. wird schleppen
  4. werden schleppen
  5. werdet schleppen
  6. werden schleppen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schleppen
  2. würdest schleppen
  3. würde schleppen
  4. würden schleppen
  5. würdet schleppen
  6. würden schleppen
Diverses
  1. schlepp!
  2. schleppt!
  3. schleppen Sie!
  5. geschleppt
  6. schleppend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schleppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bear Bär
drag Dragge; Dregganker; Ergernis; Ergernisse; Irritation; Jagdauto; Jeep; Luftwiderstand; Störung; Zug von eine Zigarette; Ärger; Ärgernis
haul Beladung; Frachtgut; Ladung
pull Anziehen; Pull ausführen; Ruck; Strackziehen; Zug von eine Zigarette
toil Rackern; Schinderei; Schufterei
trail Reihe; Spur; Strecke; Teilstrecke
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bear hervorbringen; schleppen; schwer zu trägen sein; tragen aufbrauchen; aufzehren; ausgeben; ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; bestehen; dulden; durchhalten; durchmachen; einfordern; einkassieren; eintreiben; einziehen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; ertragen; fühlen; kassieren; leiden; sinken; standhalten; stehlen; tragen; untergehen; verbrauchen; verdauen; verkraften; verstauen; vertragen; verzehren; zehren; überdauern; überstehen
carry hervorbringen; schleppen; schwer zu trägen sein; tragen; wuchten befördern; beistehen; bringen; einbringen; herbeibringen; hinüberbringen; hinüberfahren; mitbringen; mitnehmen; stützen; transportieren; unterstützen; übertragen
carry along hervorbringen; schleppen; schwer zu trägen sein; tragen; wuchten beistehen; stützen; unterstützen
carry before it mitlocken; mitnehmen; mitschleppen; mitziehen; schleppen
drag fortziehen; schleppen; tragen; wuchten; zerren; ziehen dreggen; grapschen; heranziehen; klemmen; krallen; surren; wegkappern; ziehen; zurren
drag along mitlocken; mitnehmen; mitschleppen; mitziehen; schleppen dahinziehen; fortziehen; treideln; weiterziehen
haul fortziehen; nachziehen; schleppen; zerren; ziehen dahinziehen; fortziehen; heranziehen; herausziehen; hochziehen; takeln; treideln; weiterziehen; zu Vorschein holen
lug away schleppen; wegschleppen
plod schleppen; sich fort schleppen trotten; trudeln; trödeln; zuckeln
plod along schleppen; sich fort schleppen
plod on schleppen; sich fort schleppen
pull fortziehen; schleppen; zerren; ziehen dahinziehen; fortziehen; masturbieren; mithilfe von Pull übertragen; reißen; treideln; weiterziehen; zerren; ziehen
pull along mitlocken; mitnehmen; mitschleppen; mitziehen; schleppen
schlep schleppen
shlep schleppen
toil schleppen; sich fort schleppen
tow nachziehen; schleppen
trail nachziehen; schleppen

Synoniemen voor "schleppen":


Wiktionary: schleppen

schleppen
  1. einen Gegenstand schwer tragen, ein Gefährt schleifend fortbewegen
schleppen
verb
  1. to pull something heavy
  2. to pull along a surface
  3. pull something using a line
  4. to walk wearily with heavy, slow steps
  5. to tow by tugboat
Cross Translation:
FromToVia
• schleppen → tow; drag ↔ slepen — trekkend over de grond of het wateroppervlak verplaatsen
• schleppen → carry; haul ↔ sjouwen — lopen met een zware lading
• schleppen → lug ↔ zeulen — iets met grote inspanning verplaatsen
• schleppen → drag; tow; pull; trail; drag along ↔ trainer — tirer après soi.
• schleppen → drag; tow; pull; trail; drag along ↔ traîner — tirer après soi.

Schleppen:

Schleppen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Schleppen (Abschleppen)
    the dragging; the hauling
    • dragging [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hauling [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schleppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dragging Abschleppen; Schleppen Absuchen; Abtasten; Dreggen; Schlepperei; gründliches Durchsuchen; mit einer Dregge absuchen
hauling Abschleppen; Schleppen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dragging arbeitsscheu; denkfaul; faul; flau; freudlos; langsam; lustlos; lässig; matt; müde; nachlässig; schlapp; schleppend; schwerfällig; schwül; teilnahmslos; träge; trödelig; unentschlossen; unschlüssig; zauderhaft; zögernd

Wiktionary: Schleppen

Schleppen
noun
  1. act of towing

Verwante vertalingen van Schleppen



Engels

Uitgebreide vertaling voor Schleppen (Engels) in het Duits







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0950 seconde
Page rendered in 1.0 seconds