Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Fugen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Fugen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fugen:
  2. Fugen:
  3. fügen:
  4. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Fugen (Duits) in het Engels

fugen:

fugen werkwoord

  1. fugen (einblenden; einfügen; einstechen; hineinstecken; einschalten)
    to introduce; to put in
    • introduce werkwoord (introduces, introduced, introducing)
    • put in werkwoord (puts in, put in, putting in)

Vertaal Matrix voor fugen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
introduce einblenden; einfügen; einschalten; einstechen; fugen; hineinstecken anfangen; anführen; annehmen; beginnen; einarbeiten; einbringen; einfuhren; einführen; einleiten; einsetzen; einweisen; entgegenbringen; entgegenhalten; entgegnen; hereinführen; hinführen; introduzieren; postulieren; vorbringen; vorschlagen; vorstellen
put in einblenden; einfügen; einschalten; einstechen; fugen; hineinstecken einbringen; einfuhren; einstechen; einstecken; hereinfahren; hineinstecken; hineintun

Synoniemen voor "fugen":


Wiktionary: fugen

Cross Translation:
FromToVia
• fugen → point ↔ voegen — afwerken van metselwerk

Fugen:

Fugen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Fugen (Mauern fugen)
    the pointing
    • pointing [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Fugen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pointing Fugen; Mauern fugen Fugung; Maurerarbeit

fügen:

fügen werkwoord (füge, fügst, fügt, fügte, fügtet, gefügt)

  1. fügen (zusammenfügen; koppeln; verbinden; )
    to connect; to link; to couple; to combine; to unite
    • connect werkwoord (connects, connected, connecting)
    • link werkwoord (links, linked, linking)
    • couple werkwoord (couples, coupled, coupling)
    • combine werkwoord (combines, combined, combining)
    • unite werkwoord (unites, united, uniting)
  2. fügen (einfügen; einschließen; einlegen)
    to insert
    • insert werkwoord (inserts, inserted, inserting)
  3. fügen (unteraus legen; stecken; legen; )
    to bring down; to take down
    • bring down werkwoord (brings down, brought dowm, bringing down)
    • take down werkwoord (takes down, took down, taking down)

Conjugations for fügen:

Präsens
  1. füge
  2. fügst
  3. fügt
  4. fügen
  5. fügt
  6. fügen
Imperfekt
  1. fügte
  2. fügtest
  3. fügte
  4. fügten
  5. fügtet
  6. fügten
Perfekt
  1. habe gefügt
  2. hast gefügt
  3. hat gefügt
  4. haben gefügt
  5. habt gefügt
  6. haben gefügt
1. Konjunktiv [1]
  1. füge
  2. fügest
  3. füge
  4. fügen
  5. füget
  6. fügen
2. Konjunktiv
  1. fügte
  2. fügtest
  3. fügte
  4. fügten
  5. fügtet
  6. fügten
Futur 1
  1. werde fügen
  2. wirst fügen
  3. wird fügen
  4. werden fügen
  5. werdet fügen
  6. werden fügen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fügen
  2. würdest fügen
  3. würde fügen
  4. würden fügen
  5. würdet fügen
  6. würden fügen
Diverses
  1. füge!
  2. fügt!
  3. fügen Sie!
  5. gefügt
  6. fügend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fügen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
combine Mähdrescher
couple Liebespaar; Paar; zwei Personen die zusammen gehören
insert Einfügemodus; Einfügen; Einsatz; Einsatzstück
link Anschluß; Band; Beziehung; Binde; Bindeglied; Bindung; Bündnis; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Glied; Kettenglied; Konnex; Konnexion; Linienverbindung; Link; OLE/DDE-Verknüpfung; Verband; Verbindung; Verbindungsglied; Verbunden sein; Verknüpfung; Vertrag; Zusammenhang
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bring down ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen abschießen; abwerten; devalorisieren; erschießen; exekutieren; fusilieren; herabmindern; herabtragen; hinunterbringen; jemanden zu Fall bringen; nach unten bringen; niederschießen; totschießen
combine aneinanderreihen; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; zusammenfügen; zusammenlegen aneinanderreihen; gruppieren; ketten; kombinieren; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; zusammenbringen; zusammenfügen; zusammenlegen
connect aneinanderreihen; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; zusammenfügen; zusammenlegen an einander befestigen; anbinden; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anhaken; anheften; anhängen; anknöpfen; ankoppeln; ankuppeln; anschalten; anschließen; befestigen; beglaubigen; beziehen; durchstellen; einschalten; festhaken; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; haken; heften; inBeziehungbringen; ineinandergreifen; ineinanderschließen; ketten; knoten; kombinieren; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknoten; weiterleiten; zusammenfügen; zusammenlegen
couple aneinanderreihen; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; zusammenfügen; zusammenlegen aneinanderkuppeln; anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; bumsen; ficken; haken; koppeln; kuppeln; vögeln; zusammenfügen
insert einfügen; einlegen; einschließen; fügen dazwischen setzen; einfügen; einlegen; einpassen; einschalten; einschieben; einsetzen
link aneinanderreihen; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; zusammenfügen; zusammenlegen Link; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anschließen; kombinieren; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknüpfen; zusammenfügen; zusammenlegen
take down ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen abschießen; anmerken; aufschreiben; erschießen; exekutieren; fusilieren; ganz kaputt und auseinander holen; niederschießen; notieren; protokollieren; totschießen
unite aneinanderreihen; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; zusammenfügen; zusammenlegen aneinanderreihen; anschließen; bei einander bringen; beifügen; bündeln; kombinieren; konzentrieren; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; zusammenballen; zusammenbringen; zusammenfügen; zusammenlegen; zusammenströmen

Synoniemen voor "fügen":


Wiktionary: fügen

Cross Translation:
FromToVia
• fügen → join; unite; amalgamate; unify; assemble; combine; couple; connect ↔ accoupler — joindre deux choses ensemble.
• fügen → join; assemble; link together; link up; put together; build; compose; construct; draught; combine; connect; unite; add; append ↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.

Verwante vertalingen van Fugen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0898 seconde
Page rendered in 1.0 seconds