Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. senior:
  2. Senior:
  3. Wiktionary:
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. senior:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor senior (Duits) in het Engels

senior:

senior bijvoeglijk naamwoord

  1. senior (alteste)
    eldest; oldest; senior
  2. senior
    elderly

Vertaal Matrix voor senior:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
elderly Alte; Alten
eldest Altmeister; Major; Oberfeldwebel; Senior; Ältere; Älteste
oldest Altmeister; Major; Oberfeldwebel; Senior; Ältere; Älteste
senior Altmeister; Major; Oberfeldwebel; Rentner; Senior; Ältere; Älteste
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
elderly senior alt
eldest alteste; senior längstlebend; überlebend
senior alteste; senior
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oldest alteste; senior längstlebend; überlebend

Wiktionary: senior

senior
  1. als Namenszusatz: der Ältere von zwei Personen gleichen Namens

Senior:

Senior [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Senior (Älteste; Oberfeldwebel; Altmeister; Ältere; Major)
    the eldest; the oldest; the senior
    • eldest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • oldest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • senior [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Senior (Rentner; Ältere)
    the aged person; the elderly person; the senior; the senior citizen
  3. der Senior (Senior Partner; Altmeister)
    the Nestor; the senior partner
  4. der Senior (Älteste; Altmeister)
    the Nestor; the doyen; the senior partner

Vertaal Matrix voor Senior:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Nestor Altmeister; Senior; Senior Partner; Älteste
aged person Rentner; Senior; Ältere
doyen Altmeister; Senior; Älteste
elderly person Rentner; Senior; Ältere älterer Mensch
eldest Altmeister; Major; Oberfeldwebel; Senior; Ältere; Älteste
oldest Altmeister; Major; Oberfeldwebel; Senior; Ältere; Älteste
senior Altmeister; Major; Oberfeldwebel; Rentner; Senior; Ältere; Älteste
senior citizen Rentner; Senior; Ältere Rentner
senior partner Altmeister; Senior; Senior Partner; Älteste
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eldest alteste; längstlebend; senior; überlebend
senior alteste; senior
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oldest alteste; längstlebend; senior; überlebend

Synoniemen voor "Senior":


Wiktionary: Senior

Senior
noun
  1. meist Plural: alter Mensch
Senior
noun
  1. old person

Verwante vertalingen van senior



Engels

Uitgebreide vertaling voor senior (Engels) in het Duits

senior:

senior [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the senior (eldest; oldest)
    der Älteste; der Senior; der Oberfeldwebel; der Altmeister; der Ältere; der Major
  2. the senior (senior citizen; aged person; elderly person)
    der Ältere; der Senior; die Rentner
    • Ältere [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Senior [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rentner [die ~] zelfstandig naamwoord

senior bijvoeglijk naamwoord

  1. senior (oldest; eldest)
    alteste; senior

Vertaal Matrix voor senior:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Altmeister eldest; oldest; senior Nestor; doyen; guild master; master; senior partner
Major eldest; oldest; senior major; squadron leader
Oberfeldwebel eldest; oldest; senior major; senior police officer; squadron leader
Rentner aged person; elderly person; senior; senior citizen old age pensioner; pensioner; senior citizen
Senior aged person; elderly person; eldest; oldest; senior; senior citizen Nestor; doyen; senior partner
Ältere aged person; elderly person; eldest; oldest; senior; senior citizen elderly people
Älteste eldest; oldest; senior Nestor; doyen; senior partner
- elder
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- aged; elderly; fourth-year; older
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alteste eldest; oldest; senior
senior eldest; oldest; senior elderly

Verwante woorden van "senior":

  • seniors

Synoniemen voor "senior":


Antoniemen van "senior":


Verwante definities voor "senior":

  1. used of the fourth and final year in United States high school or college1
    • the senior prom1
  2. advanced in years; (`aged' is pronounced as two syllables)1
    • senior citizen1
  3. older; higher in rank; longer in length of tenure or service1
    • senior officer1
  4. a person who is older than you are1
  5. an undergraduate student during the year preceding graduation1

Wiktionary: senior

senior
adjective
  1. older
senior
  1. als Namenszusatz: der Ältere von zwei Personen gleichen Namens

Cross Translation:
FromToVia
senior hochrangig; hoch stehend; hoch gestellt huppé — Qui a une huppe sur la tête, en parlant des oiseaux.

Verwante vertalingen van senior