Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. futsch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor futsch (Duits) in het Engels

futsch:

futsch bijvoeglijk naamwoord

  1. futsch (ksst)
    away; go; shoo; push off
    • away bijvoeglijk naamwoord
    • go bijvoeglijk naamwoord
    • shoo bijvoeglijk naamwoord
    • push off bijvoeglijk naamwoord
  2. futsch (weg; fort; verschwunden)
    onwards; forward; forth; along

Vertaal Matrix voor futsch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forward Angriffsspieler; Stürmer
go Partie; Runde; Spiel; Spielchen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forward früher ausführen als geplant; jemand etwas zuschicken; nachschicken; nachsenden; verfrühen; vorverlegen; vorziehen; weiterleiten; weiterschicken
go ablegen; abreisen; aufbrechen; bummeln; fortreisen; gehen; im Schritt gehen; laufen; schreiten; seineZelteabbrechen; sich aufmachen; sich fortbewegen; spazieren; spazierengehen; verlassen; wandern; wegfahren; wegreisen; zurücklegen
push off abhauen; abkratzen; abschieben; abzischen; abzwitschen; herabstossen; herabstoßen; herunterstossen; herunterstoßen; hinabstossen; hinunterstossen; hinunterstoßen; sich zum Teufel scheren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
go futsch; ksst
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
along fort; futsch; verschwunden; weg auch
forth fort; futsch; verschwunden; weg
onwards fort; futsch; verschwunden; weg
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
away futsch; ksst weg
forward fort; futsch; verschwunden; weg ansprechbar; fortgeschritten; fortschrittlich; progressiv; vorwaerts; wohlerzogen; zugänglich; zuvorkommend
push off futsch; ksst
shoo futsch; ksst

Synoniemen voor "futsch":


Wiktionary: futsch

futsch
  1. salopp, nur prädikativ: fort, verloren gegangen oder kaputt