Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Ring

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Ring

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Ring:
  2. Wiktionary:
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ring:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ring (Duits) in het Engels

Ring:

Ring [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ring (Schmuckstueck; Kettenring)
    the ring
    – jewelry consisting of a circlet of precious metal (often set with jewels) worn on the finger 1
    • ring [the ~] zelfstandig naamwoord
      • she had rings on every finger1
    the sort of jewellery
  2. der Ring (Kreis; Zirkel; Rundgang; )
    the circle
    • circle [the ~] zelfstandig naamwoord
    the ring
    – a toroidal shape 1
    • ring [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a ring of ships in the harbor1
  3. der Ring (Zirkus)
    the circus
    • circus [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Ring (Kreisform; Kreis)
    the circlet; the circular shape; the ring
  5. der Ring (Kopfschmuck; Kranz; Kreis; Kränzchen; Zirkel)
    the coronet; the string of beads; the coronet of beads

Vertaal Matrix voor Ring:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circle Einigung; Erfahrung; Erkundungsgang; Erkundungsgänge; Gebiet; Kettenring; Klub; Kreis; Kringel; Ring; Runde; Rundgang; Stammtisch; Verein; Verkehr; Zirkel; Zyklus Fusion; Gemeinschaft; Genossenschaft; Geselligkeitsverein; Gesellschaft; Gruppe; Handwerksgilde; Klub; Korporation; Kreis; Lebensgemeinschaft; Soziätät; Verein; Vereinigung; Zyklus
circlet Kreis; Kreisform; Ring Kette; Kreislein; Kreisschen; Zirkelchen
circular shape Kreis; Kreisform; Ring
circus Ring; Zirkus Piste; Radrennbahn
coronet Kopfschmuck; Kranz; Kreis; Kränzchen; Ring; Zirkel Kopfschmuck; Kranz; Krone; Königskrone
coronet of beads Kopfschmuck; Kranz; Kreis; Kränzchen; Ring; Zirkel
ring Einigung; Erfahrung; Erkundungsgang; Erkundungsgänge; Gebiet; Kettenring; Klub; Kreis; Kreisform; Kringel; Ring; Runde; Rundgang; Schmuckstueck; Stammtisch; Verein; Verkehr; Zirkel; Zyklus Anruf; Kette; Piste; Radrennbahn; Telefoon; klingeln
sort of jewellery Kettenring; Ring; Schmuckstueck
string of beads Kopfschmuck; Kranz; Kreis; Kränzchen; Ring; Zirkel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circle einkreisen; herumfahren; kreisen; sich ringeln; sich winden; umkreisen; winden
ring Kreise bilden; Ringe bilden; anrufen; bimmeln; bumsen; hämmern; klingeln; klöppeln; läuten; schellen; telefonieren

Synoniemen voor "Ring":


Wiktionary: Ring

Ring
  1. Mathematik: algebraische Struktur mit Addition, Subtraktion und Multiplikation
  2. kreisförmiges, meist metallisches Schmuckstück, das normalerweise am Finger oder als Piercing getragen wird
Ring
noun
  1. any encircling device or structure
  2. circumscribing object
  3. round piece of (precious) metal worn around the finger
  4. bird band
  5. place where some sports take place
  6. group of people
  7. geometry: a planar geometrical figure
  8. algebra: an algebraic structure
Cross Translation:
FromToVia
• Ring → ring ↔ anneau — cercle fait d’une matière dure et qui sert à attacher quelque chose.
• Ring → ring ↔ bague — Anneau



Engels

Uitgebreide vertaling voor Ring (Engels) in het Duits

Ring vorm van ring:

ring [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the ring (sort of jewellery)
    – jewelry consisting of a circlet of precious metal (often set with jewels) worn on the finger 1
    der Ring; Schmuckstueck; der Kettenring
  2. the ring (cycling track; velodrome; circus; bicycle track)
    die Piste; die Radrennbahn
  3. the ring (circle)
    – a toroidal shape 1
    der Kreis; der Zirkel; der Ring; der Rundgang; die Erfahrung; der Zyklus; die Erkundungsgänge; der Kettenring; der Verkehr; der Erkundungsgang
  4. the ring (circle)
    – a toroidal shape 1
    der Kreis; der Ring; der Verein; der Stammtisch; die Einigung; der Klub
    • Kreis [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ring [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Verein [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stammtisch [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Einigung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Klub [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. the ring (circle)
    – a toroidal shape 1
    der Ring; der Kreis; die Runde; Gebiet; der Kringel
    • Ring [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kreis [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Runde [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gebiet [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Kringel [der ~] zelfstandig naamwoord
  6. the ring (chain; chainlet; circlet; row)
    die Kette
    • Kette [die ~] zelfstandig naamwoord
  7. the ring (circlet; circular shape)
    der Ring; der Kreisform; der Kreis
    • Ring [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kreisform [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kreis [der ~] zelfstandig naamwoord
  8. the ring (telephonic message; phone call; call)
    der Anruf; der Telefoon
    • Anruf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Telefoon [der ~] zelfstandig naamwoord
  9. the ring
    – A sound, vibration, visual clue, or any other indication that a call is coming in. 2
    klingeln

to ring werkwoord (rings, rang, ringing)

  1. to ring (ring the doorbell; call)
    – ring or echo with sound 1
    klingeln; läuten
    • klingeln werkwoord (klingele, klingelst, klingelt, klingelte, klingeltet, geklingelt)
    • läuten werkwoord (läute, läutest, läutet, läutete, läutetet, geläutet)
  2. to ring (telephone; sound; call; )
    – get or try to get into communication (with someone) by telephone 1
    anrufen; telefonieren
    • anrufen werkwoord (rufe an, rufst an, ruft an, rief an, rieft an, angerufen)
    • telefonieren werkwoord (telefoniere, telefonierst, telefoniert, telefonierte, telefoniertet, telefoniert)
  3. to ring (brush against; bump against; call; tinkle)
    bumsen; läuten; bimmeln; schellen; klingeln; hämmern
    • bumsen werkwoord (bumse, bumst, bumste, bumstet, gebumst)
    • läuten werkwoord (läute, läutest, läutet, läutete, läutetet, geläutet)
    • bimmeln werkwoord (bimmele, bimmelst, bimmelt, bimmelte, bimmeltet, gebimmelt)
    • schellen werkwoord (schelle, schellst, schellt, schellte, schelltet, geschellt)
    • klingeln werkwoord (klingele, klingelst, klingelt, klingelte, klingeltet, geklingelt)
    • hämmern werkwoord (hämmre, hämmerst, hämmert, hämmerte, hämmertet, gehämmert)
  4. to ring (chime; sound)
    klöppeln
    • klöppeln werkwoord (klöppele, klöppelst, klöppelt, klöppelte, klöppeltet, geklöppelt)
  5. to ring (make rings)
    Kreise bilden; Ringe bilden
  6. to ring
    – To create a sound, vibration, visual cue, or any other indication that the user has an incoming call. 2
    anrufen; klingeln
    • anrufen werkwoord (rufe an, rufst an, ruft an, rief an, rieft an, angerufen)
    • klingeln werkwoord (klingele, klingelst, klingelt, klingelte, klingeltet, geklingelt)

Conjugations for ring:

present
  1. ring
  2. ring
  3. rings
  4. ring
  5. ring
  6. ring
simple past
  1. rang
  2. rang
  3. rang
  4. rang
  5. rang
  6. rang
present perfect
  1. have rung
  2. have rung
  3. has rung
  4. have rung
  5. have rung
  6. have rung
past continuous
  1. was ringing
  2. were ringing
  3. was ringing
  4. were ringing
  5. were ringing
  6. were ringing
future
  1. shall ring
  2. will ring
  3. will ring
  4. shall ring
  5. will ring
  6. will ring
continuous present
  1. am ringing
  2. are ringing
  3. is ringing
  4. are ringing
  5. are ringing
  6. are ringing
subjunctive
  1. be rung
  2. be rung
  3. be rung
  4. be rung
  5. be rung
  6. be rung
diverse
  1. ring!
  2. let's ring!
  5. rung
  6. ringing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor ring:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anruf call; phone call; ring; telephonic message call; phone call; telephone conversation; voice call
Einigung circle; ring agreement; association; clearance; club; communality; community; company; completion; conclusion; fraternity; settlement; society; sorority; union
Erfahrung circle; ring course; direction; discovery; experience; experiencing; finding; going through an experience; practice; practise; routine; skill
Erkundungsgang circle; ring examination; expedition; exploration; reconnoitering expedition; scouting expedition; search
Erkundungsgänge circle; ring examination; expedition; exploration; reconnoitering expedition; scouting expedition; search
Gebiet circle; ring area; building; building site; construction; county; department; district; domain; dominion; edifice; ground; lot; parcel; place; plot; premises; province; region; site; sphere; structure; territory; zone
Kette chain; chainlet; circlet; ring; row chain; chainlet; concatenation; file; line; necklace; queue; rank; row; sequence; series; string; succession; warp
Kettenring circle; ring; sort of jewellery
Klub circle; ring alliance; association; circle; club; coalition; collaboration; cooperation; corporation; craft; craft guild; craft union; fellowship; fraternity; golf club; guild; pact; professional organisation; professional organization; society; sorority; treaty; union
Kreis circle; circlet; circular shape; ring association; circle; club; coronet; coronet of beads; corporation; craft; craft guild; craft union; guild; habitat; professional organisation; professional organization; society; string of beads; territory; union
Kreisform circlet; circular shape; ring
Kringel circle; ring curl of hair
Piste bicycle track; circus; cycling track; ring; velodrome course; track
Radrennbahn bicycle track; circus; cycling track; ring; velodrome
Ring circle; circlet; circular shape; ring; sort of jewellery circus; coronet; coronet of beads; string of beads
Runde circle; ring association; club; corporation; craft; craft guild; craft union; game; go; guild; little ring; making one's round; orbit; play; professional organisation; professional organization; revolution; round; society; stroll; tour of inspection; turn; union
Rundgang circle; ring little ring; making one's round; round; stroll; tour of inspection
Schmuckstueck ring; sort of jewellery
Stammtisch circle; ring regular table
Telefoon call; phone call; ring; telephonic message
Verein circle; ring alliance; association; circle; club; coalition; collaboration; cooperation; corporation; craft; craft guild; craft union; fellowship; fraternity; guild; pact; professional organisation; professional organization; society; sorority; treaty; union
Verkehr circle; ring dealing with
Zirkel circle; ring circles; compasses; coronet; coronet of beads; string of beads
Zyklus circle; ring chain; circle; circular course; cycle; cyclus; row; sequence; series; society
- anchor ring; annulus; band; closed chain; doughnut; gang; halo; hoop; mob; pack; ringing; tintinnabulation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kreise bilden make rings; ring
Ringe bilden make rings; ring
anrufen call; call up; give a ring; make a call; phone; phone someone; ring; ring up; sound; telephone appeal to; call; call in; call upon; enlist; hail; invoke; shout; speak
bimmeln brush against; bump against; call; ring; tinkle sound; toll
bumsen brush against; bump against; call; ring; tinkle bang; boom; caress; caress each other; couple; crack; cuddle; fuck; have sexual intercourse; love; make love; neck; pop; screw
hämmern brush against; bump against; call; ring; tinkle bang; drive in nails; drum; drum into a person's head; ground; hammer; hit; nail; nail down; persevere; persist; pound; slap; smack; spike; stamp in; thump
klingeln brush against; bump against; call; ring; ring the doorbell; tinkle clang; clink; jangle; jingle; rattling; sound; tinkle; tinkle away; toll
klöppeln chime; ring; sound clatter
läuten brush against; bump against; call; ring; ring the doorbell; tinkle give a sound; sound; toll
schellen brush against; bump against; call; ring; tinkle clang; clink; jangle; jingle; rattling; ring the bell; sound; tinkle; tinkle away; toll
telefonieren call; call up; give a ring; make a call; phone; phone someone; ring; ring up; sound; telephone converse; talk; to be busy
- band; border; call; call up; echo; environ; knell; peal; phone; resound; reverberate; skirt; surround; telephone
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Zyklus Cycle
klingeln ring
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- call

Verwante woorden van "ring":


Synoniemen voor "ring":


Antoniemen van "ring":

  • open chain

Verwante definities voor "ring":

  1. a strip of material attached to the leg of a bird to identify it (as in studies of bird migration)1
  2. a rigid circular band of metal or wood or other material used for holding or fastening or hanging or pulling1
  3. jewelry consisting of a circlet of precious metal (often set with jewels) worn on the finger1
    • she had rings on every finger1
  4. a platform usually marked off by ropes in which contestants box or wrestle1
  5. a characteristic sound1
    • it has the ring of sincerity1
  6. the sound of a bell ringing1
    • the distinctive ring of the church bell1
  7. an association of criminals1
  8. (chemistry) a chain of atoms in a molecule that forms a closed loop1
  9. a toroidal shape1
    • a ring of ships in the harbor1
  10. get or try to get into communication (with someone) by telephone1
  11. attach a ring to the foot of, in order to identify1
    • ring birds1
  12. extend on all sides of simultaneously; encircle1
  13. sound loudly and sonorously1
    • the bells rang1
  14. make (bells) ring, often for the purposes of musical edification1
    • My uncle rings every Sunday at the local church1
  15. ring or echo with sound1
  16. To create a sound, vibration, visual cue, or any other indication that the user has an incoming call.2
  17. A sound, vibration, visual clue, or any other indication that a call is coming in.2

Wiktionary: ring

ring
noun
  1. circumscribing object
  2. round piece of (precious) metal worn around the finger
  3. bird band
  4. place where some sports take place
  5. group of people
  6. geometry: a planar geometrical figure
  7. telephone call
  8. -
  9. algebra: an algebraic structure
verb
  1. to produce the sound of a bell or a similar sound
  2. to make produce sound
  3. of something spoken or written, to appear to be, to seem, to sound
  4. to telephone someone
ring
verb
  1. von technischen Geräten: einen Signalton von sich geben
  2. eine Türklingel betätigen
  3. etwas schrillen lassen
  4. mit einem Ring ausstatten / versehen
  1. einen glockenartigen Ton von sich geben
  2. (transitiv) (intransitiv) mit jemandem telefonisch in Verbindung treten
  3. (transitiv) (intransitiv) Deutschland landschaftlich (vor allem süddeutsch); Österreich landschaftlich (vor allem westösterreichisch: Vorarlberg), sonst mundartnah oder veraltend; Schweiz; Südtirol mundartnah; Südafrika (KwaZulu-Natal): mit jemandem te
  4. (transitiv) veraltet: eine Glocke läuten
  5. (intransitiv) Österreich: eine Türklingel betätigen
  6. (transitiv) veraltet: etwas durch Läuten (einer Glocke) bekannt geben, signalisieren
  7. (transitiv) Sport: durch Läuten seinen Anfang nehmen/starten lassen
  8. (intransitiv) veraltet: an etwas läuten
  9. Mathematik: algebraische Struktur mit Addition, Subtraktion und Multiplikation
  10. kreisförmiges, meist metallisches Schmuckstück, das normalerweise am Finger oder als Piercing getragen wird
  11. (transitiv) um etwas oder um jemanden herumreiten
noun
  1. kein Plural: die Art wie etwas klingt
Cross Translation:
FromToVia
• ring → klingeln ↔ overgaan — een belsignaal laten klinken
• ring → läuten ↔ luiden — doen klinken, gewoonlijk van een bel
• ring → klingen ↔ klinken — een bepaalde klank voortbrengen
• ring → klingeln ↔ aanbellen — bij iemand (aan de deur) bellen
• ring → Ring ↔ anneau — cercle fait d’une matière dure et qui sert à attacher quelque chose.
• ring → Arena; Stierkampfarena; Sand; Kampfplatz; Schauplatz; Aren ↔ arène — En chimie, hydrocarbure aromatique
• ring → Ring ↔ bague — Anneau
• ring → sausen; summen ↔ bourdonner — Ressentir un bruit sans sa tête
• ring → summen; surren; brummen ↔ bourdonner — Faire résonner une cloche
• ring → Kreis; Bezirk; Runde; Kreislinie ↔ cercle — géométrie|fr Dans un plan euclidien, lieu de tous les points équidistants d’un point donné appelé le centre du cercle. La distance au centre s’appelle le rayon.
• ring → zusammenbinden; binden ↔ cercler — garnir, entourer de cerceaux, de cercles.
• ring → Bezirk; Kreis; Runde ↔ rond — cercle, forme circulaire.
• ring → Bezirk; Kreis; Runde; Ronde ↔ ronde — surveillance ; tour de garde.
• ring → anläuten; klingeln; anklingeln; hallen; klingen; läuten; schallen; tönen; gellen ↔ sonner — rendre un son.
• ring → geklungen; klimpern; klirren; hallen; klingen; läuten; schallen; tönen ↔ tinter — faire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.
• ring → telephonieren; anrufen ↔ téléphoner — Communiquer par téléphone

Verwante vertalingen van Ring







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1239 seconde
Page rendered in 1.0 seconds