Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Gewinn

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Gewinn

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Gewinn:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gewinn (Duits) in het Engels

Gewinn:

Gewinn [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Gewinn (Profit; Bezug; Ertrag; )
    the profit; the benefit; the advantage; the gain; the earnings; the yield; the winning; the output; the economy; the return; the victory; the take
    • profit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • benefit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • advantage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gain [the ~] zelfstandig naamwoord
    • earnings [the ~] zelfstandig naamwoord
    • yield [the ~] zelfstandig naamwoord
    • winning [the ~] zelfstandig naamwoord
    • output [the ~] zelfstandig naamwoord
    • economy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • return [the ~] zelfstandig naamwoord
    • victory [the ~] zelfstandig naamwoord
    • take [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Gewinn (Preis; Kosten)
    the prize
    – something given for victory or superiority in a contest or competition or for winning a lottery 1
    • prize [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the prize was a free trip to Europe1
  3. der Gewinn (Ehrerbietung erweisen; Preis; Kosten; Aufwendung)
    the achievement award; the token of appreciaton; the honour; the accolade; the honor
  4. der Gewinn (Brauchbarkeit; Sinn; Utilität; )
    the utility; the usefulness; the use
    • utility [the ~] zelfstandig naamwoord
    • usefulness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • use [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Gewinn (Produktivität)
    the productivity
  6. der Gewinn
    the profit
    • profit [the ~] zelfstandig naamwoord

Gewinn [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gewinn (Nutzen; Vorteil; Profit)
    the value; the usefulness; the benefit; the profit; the use
    • value [the ~] zelfstandig naamwoord
    • usefulness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • benefit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • profit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • use [the ~] zelfstandig naamwoord

Gewinn

  1. Gewinn
    the profit
    – The difference between revenue obtained from sales and expense incurred in product delivery activities. 2
    • profit [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gewinn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accolade Aufwendung; Ehrerbietung erweisen; Gewinn; Kosten; Preis Akkolade
achievement award Aufwendung; Ehrerbietung erweisen; Gewinn; Kosten; Preis
advantage Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Bevorrechtung
benefit Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst; Vorteil Abhilfe; Absetzung; Aufhellung; Aufklärung; Aufnahme; Aufwartung; Aushilfe; Ausschüttung; Ausspannung; Beistand; Benefiz; Benefizvorstellung; Beruhigung; Enthebung; Entladung; Entspannung; Erleichterung; Erlös; Ertrag; Familienhilfe; Fürsorge; Profit; Sozialhilfe; Stütze; Unterstützung; Vorteil
earnings Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Ergebnis
economy Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Einsparung; Konjunktur; Kostenersparnis; Nationalökonomie; Rückgang; Senkung; Staatsökonomie; Studium der Ökonomie; Verminderung; Verringerung; Volkswirtschaft; Wirtschaft; Ökonomie
gain Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Erlös; Ertrag; ankauf
honor Aufwendung; Ehrerbietung erweisen; Gewinn; Kosten; Preis Ehre; Ehrgefühl; Orden; Stolz; Unterscheidungsmerkmal; Unterscheinungszeichen
honour Aufwendung; Ehrerbietung erweisen; Gewinn; Kosten; Preis Ehre; Ehrgefühl; Orden; Stolz; Unterscheidungsmerkmal; Unterscheinungszeichen; ehrende Auszeichnung
output Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Ausgabe; Ausgang/Ausgabe; Ausstoß; Erlös; Ernte; Ertrag; Erträge; Gewinnung; Hervorbringung; Lese
prize Gewinn; Kosten; Preis
productivity Gewinn; Produktivität Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Geschäftigkeit; Leistungsfähigkeit; Produktivität; Tatkraft; Tätigkeit; Vermögen
profit Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst; Vorteil Erlös; Ertrag; Gewinnvortrag; Profit; Vorteil; ankauf
return Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Ankunft; Comeback; Erlös; Ertrag; Gegendienst; Gegenleistung; Heimkehr; Heimkunft; Heimkünfte; Heimreise; Rentabilität; Return; Revanchespiel; Rückerstattung; Rückgabe; Rückkehr; Rückspiel; Rückwechsel
take Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
token of appreciaton Aufwendung; Ehrerbietung erweisen; Gewinn; Kosten; Preis
use Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Profit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil Anwendung; Bedeutung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Konsum; Nutzung; Sinn; Verbrauch; Verwendung; Verwertung; Verzehr
usefulness Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Profit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Verwendbarkeit
utility Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil Hilfsprogramm; Nützlichkeit; Utilität
value Gewinn; Nutzen; Profit; Vorteil Aktienkurs; Bedeutung; Geldkurs; Geldsorte; Geldsorten; Geldwährung; Kurs; Münzsorte; Notiz; Tragweite; Umrechnungskurs; Valuta; Wechselgebühr; Wechselkurs; Wert; Währung; Währungseinheit
victory Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Sieg
winning Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Eindeichung; Einpolderung; Gewinnung; Landgewinnung
yield Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst Erlös; Ernte; Ertrag; Erträge; Gewinnung; Hervorbringung; Lese; Rentabilität
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gain Unterricht bekommen; bekommen; davontragen; dicker und schwerder werden; einholen; empfangen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; kriegen; lernen; schlagen; siegen; studieren; triumphieren; zunehmen; überholen; überwinden
honor Ehrfurcht bezeigen; achten; auszahlen; bekleiden; belohnen; besolden; bezahlen; ehren; entgelten; herausstreichen; hochachten; hochhalten; honorieren; huldigen; indenHimmelheben; innehaben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen; segnen; vergüten; versehen
honour Ehrfurcht bezeigen; achten; auszahlen; bekleiden; belohnen; besolden; bezahlen; ehren; entgelten; herausstreichen; hochachten; hochhalten; honorieren; huldigen; indenHimmelheben; innehaben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen; segnen; vergüten; versehen
return kehren; rückerstatten; umdrehen; umkehren; umwenden; wiederkehren; zurückbringen; zurückerstatten; zurückgeben; zurückgehen; zurückgreifen; zurückkehren; zurückschaffen; zurückschicken; zurücksenden; zurückwerfen; zürückschicken
take abhandenmachen; abnehmen; abräumen; akzeptieren; annehmen; anwenden; aufholen; benutzen; bringen nach; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einnehmen; einsetzen; einstecken; entfernen; entnehmen; entwenden; erfassen; fortnehmen; gebrauchen; handhaben; hantieren; hinnehmen; hinterziehen; klauen; nehmen; packen; rauben; schlucken; stehlen; verkraften; verstauen; veruntreuen; verwenden; wegholen; wegnehmen; wegschnappen; zugreifen; zulangen
use anwenden; aufarbeiten; aufbrauchen; aufmachen; aufnehmen; aufsetzen; aufstellen; aufwenden; aufzehren; ausbeuten; ausfertigen; benutzen; einsetzen; gebrauchen; handhaben; hantieren; konsumieren; praktizieren; tun; verbrauchen; verrichten; verwenden
value ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen
yield abgeben; abstehen; abtreten; beipflichten; beistimmen; einwilligen; zustimmen; übergeben; überlassen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
return rückwärts; zurück

Synoniemen voor "Gewinn":


Wiktionary: Gewinn

Gewinn
noun
  1. ein Erlös oder Sachwert aus Spiel, Wetten, Lotto und Ähnlichem
  2. Betriebswirtschaft: der Ertrag eines Unternehmens nach Abzug der Kosten
  3. allgemein: ein Ereignis, bei welchem ein Nutzen oder Vorteil erzielt wird
Gewinn
noun
  1. what one gains (profit)
  2. benefit
Cross Translation:
FromToVia
• Gewinn → profit ↔ winst — datgene wat men meer heeft dan voordat men investeerde
• Gewinn → profit; benefit; proviso; gain; win; advantage ↔ bénéfice — commerce|fr gain, profit.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Gewinn







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.3315 seconde
Page rendered in 1.0 seconds