Overzicht
Duits naar Engels: Meer gegevens...
- grundlegend:
-
Wiktionary:
- grundlegend → revolutionary, radically, from scratch, dramatically, vital, basic, fundamental, seminal
- grundlegend → basal, primary, elemental, elementary, abecedarian
Duits
Uitgebreide vertaling voor grundlegend (Duits) in het Engels
grundlegend:
-
grundlegend (elementar; grundsätzlich; notwendig; wesentlich; essentiell; fundamental)
-
grundlegend (tiefgehend; gründlich; weise; tief; eingehend; tiefsinnig; gedankenvoll; einschneidend; tiefschürfend)
thorough; profound; in depth; penetrating; deep; consummate; perfect-
thorough bijvoeglijk naamwoord
-
profound bijvoeglijk naamwoord
-
in depth bijvoeglijk naamwoord
-
penetrating bijvoeglijk naamwoord
-
deep bijvoeglijk naamwoord
-
consummate bijvoeglijk naamwoord
-
perfect bijvoeglijk naamwoord
-
-
grundlegend (prinzipiell)
fundamental; basicly; basal; basic-
fundamental bijvoeglijk naamwoord
-
basicly bijwoord
-
basal bijvoeglijk naamwoord
-
basic bijvoeglijk naamwoord
-
-
grundlegend (prinzipiell; fundamental)
in principle; basically; fundamentally; fundamental; basic; basal-
in principle bijwoord
-
basically bijwoord
-
fundamentally bijwoord
-
fundamental bijvoeglijk naamwoord
-
basic bijvoeglijk naamwoord
-
basal bijvoeglijk naamwoord
-
-
grundlegend (faktisch; wirklich; grundsätzlich; wahrhaftig; wesentlich; sachlich; effektiv; essentiell)
Vertaal Matrix voor grundlegend:
Synoniemen voor "grundlegend":
Wiktionary: grundlegend
grundlegend
Cross Translation:
adjective
grundlegend
-
bei Adjektiven und Verben: sehr, von Grund auf, vollständig neu
- grundlegend → revolutionary; radically; from scratch; dramatically
-
die Grundlage herstellend, die Basis bildend
- grundlegend → vital; basic; fundamental
adjective
-
pertaining to the foundation or basis; serving for the foundation
-
highly influential
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• grundlegend | → basal | ↔ basaal — aan de basis liggend |
• grundlegend | → primary; elemental; elementary; abecedarian | ↔ primaire — Qui est du premier degré ; qui est au premier degré. |