Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: abladen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: abladen

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

abladen:
- discharge; offload
Abladen:
- discharging; emptying; draining
Wiktionary:
- abladen → unload

Duits

Uitgebreide vertaling voor abladen (Duits) in het Engels

abladen:

abladen werkwoord (lade ab, lädst, lädt, lud ab, ludet ab, abgeladen)

abladen (ausladen; entladen)
to discharge; offload
- discharge werkwoord (discharges, discharged, discharging)
- offload werkwoord

Conjugations for abladen:

Präsens

lade ab
lädst
lädt
laden ab
ladt ab
laden ab

Imperfekt

lud ab
ludst ab
lud ab
luden ab
ludet ab
luden ab

Perfekt

habe abgeladen
hast abgeladen
hat abgeladen
haben abgeladen
habt abgeladen
haben abgeladen

1. Konjunktiv [1]

lade ab
ladest ab
lade ab
laden ab
ladet ab
laden ab

2. Konjunktiv

lüde ab
lüdest ab
lüde ab
lüden ab
lüdet ab
lüden ab

Futur 1

werde abladen
wirst abladen
wird abladen
werden abladen
werdet abladen
werden abladen

1. Konjunktiv [2]

würde abladen
würdest abladen
würde abladen
würden abladen
würdet abladen
würden abladen

Diverses

lad ab!
ladet ab!
laden Sie ab!
abgeladen
abladend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abladen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
discharge		Abdanken; Abfluß; Abflußrohr; Abfuhr; Amnestie; Ausbruch; Ausladung; Ausstoß; Ausstoßung; Beleg; Emmision; Empfangsschein; Entlassung; Entlastung; Entwässerung; Explosion; Freilassung; Freisetzung; Haftentlassung; Kassenbon; Kassenschein; Kündigen; Kündigung; Quittung; plötzlliche Enladung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
discharge	abladen; ausladen; entladen	abdanken; ablehnen; abschieben; abweisen; ausrangieren; ausscheiden; ausstoßen; beilegen; entheben; entlassen; feiern; feuern; suspendieren; verabschieden; von seiner Position vertreiben; zurückweisen
offload	abladen; ausladen; entladen

Synoniemen voor "abladen":

auskippen; ausladen; entladen; fallen lassen; schütten

Wiktionary: abladen

abladen

verb

(transitiv) eine Ladung von einem Ort (zum Beispiel einem Transportfahrzeug) entfernen oder herunterheben
- abladen → unload

Abladen:

Abladen [das ~] zelfstandig naamwoord

Abladen (Ausladen)
the discharging
- discharging [the ~] zelfstandig naamwoord
Abladen (Ausladen)
the emptying; the draining
- emptying [the ~] zelfstandig naamwoord
- draining [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abladen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
discharging	Abladen; Ausladen	Abführen; Ablassen; Ableiten; Ausstoß; Ausstoßung; Emmision; Entlassung; Kündigung
draining	Abladen; Ausladen	Abfluß; Abführung; Ableitung; Abwasserungsanlage; Ausleerung; Drainage; Drainieren; Dränierung; Entwässerung; Leerung; Wasserabfluß
emptying	Abladen; Ausladen	Ausgießen; Ausleerung; Ausschüttung; Drainage; Dränierung; Leerung