Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Team

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Team

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Team:
  2. Wiktionary:
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. team:
  2. Team:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Team (Duits) in het Engels

Team:

Team [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Team (Partei; Gruppe)
    the party; the team; the panel; the group; the gang
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
    • team [the ~] zelfstandig naamwoord
    • panel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • group [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Team
    the team
    – A group of users who share and collaborate on business records in the system. A team can consist of members who report to a single business unit (such as all sales or all customer service) or members who report to different business units (salespeople, customer service representatives, and accounting representatives). 1
    • team [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. Team (Arbeitsgruppe)
    the Team; the Workgroup
    – A privacy relationship setting that allows a large amount of information to be viewed, usually assigned to people on your team. 1
    • Team [the ~] zelfstandig naamwoord
    • Workgroup [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Team:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Team Arbeitsgruppe; Team
Workgroup Arbeitsgruppe; Team
gang Gruppe; Partei; Team Ansammlung; Armee; Bande; Haufen; Heer; Horde; Menge; Meute; Schar; Truppe; Zusammenrottung
group Gruppe; Partei; Team Andrang; Ansturm; Begleitung; Ensemble; Gedränge; Gemeinde; Gemenge; Gesellschaft; Gesellschaftsschicht; Getreibe; Gewühl; Gruppe; Gruppe von Menschen; Horde; Kategorie; Klasse; Kontaktgruppe; Masse; Menge; Menschenmenge; Schar; Schicht; Schub; Schwarm; Stamm; Stand; Trupp; Truppe; Verteilergruppe; Verteilerliste; Volksmenge
panel Gruppe; Partei; Team Abdeckung; Beschlag; Borte; Forum; Leiste; Paneel; Panel; Rahmen; Rand
party Gruppe; Partei; Team Ansammlung; Bankett; Begleitung; Empfänge; Ensemble; Feier; Feierlichkeit; Fest; Festessen; Festlichkeit; Fete; Galadiner; Gemeinde; Gesellschaft; Gruppe; Haufen; Horde; Klasse; Menge; Partei; Party; Schar; Schub; Stamm; Stattlichkeit; Trupp; Truppe; Vierung; Zeremonie; Zusammenrottung; festlicheMaal; politische Gruppierung; politische Partei
team Gruppe; Partei; Team Arbeitsgruppe; Armee; Elf; Fußballmannschaft; Gespann; Gruppe; Gruppe von zwei oder mehr; Heer; Mannschaft; Paar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
group einteilen; gliedern; gruppieren; klassifizieren; ordnen; sortieren
panel täfeln
party einFestfeiern; feiern; zelebrieren

Synoniemen voor "Team":


Wiktionary: Team

Team
noun
  1. Sport: Bezeichnung für [1]
  2. militärisch: Bezeichnung für [1]
  3. aus mehreren Personen - mit unterschiedlichen Fähigkeiten - bestehende Organisationseinheit
Team
noun
  1. group of people
Cross Translation:
FromToVia
• Team → team ↔ team — een groep samenwerkende mensen
• Team → team ↔ team — een ploeg van bij elkaar horende spelers
• Team → team ↔ ploeg — groep personen



Engels

Uitgebreide vertaling voor Team (Engels) in het Duits

team:

team [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the team (party; panel; group; gang)
    Team; die Partei; die Gruppe
    • Team [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Partei [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gruppe [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the team (working party; squad)
    die Arbeitsgruppe; die Gruppe
  3. the team (match pair; set)
    Paar; Gespann; die Gruppe von zwei oder mehr
  4. the team (side; eleven)
    die Mannschaft; die Fußballmannschaft; die Elf
  5. the team
    die Mannschaft
  6. the team (crew; gang)
    die Armee; Heer
    • Armee [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Heer [das ~] zelfstandig naamwoord
  7. the team
    – A group of users who share and collaborate on business records in the system. A team can consist of members who report to a single business unit (such as all sales or all customer service) or members who report to different business units (salespeople, customer service representatives, and accounting representatives). 1
    Team
    • Team [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor team:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arbeitsgruppe squad; team; working party peer-to-peer network; workgroup
Armee crew; gang; team armed forces; army; force; forces; host; landforces; military; military force; military forces
Elf eleven; side; team
Fußballmannschaft eleven; side; team football team; soccer team
Gespann match pair; set; team
Gruppe gang; group; panel; party; squad; team; working party association; circle; club; contact group; corporation; craft; craft guild; craft union; distribution group; distribution list; group; guild; party; professional organisation; professional organization; small club; society; union
Gruppe von zwei oder mehr match pair; set; team
Heer crew; gang; team armed forces; army; force; forces; land forces; landforces; military; military force; military forces
Mannschaft eleven; side; team complement; crew
Paar match pair; set; team couple; couple for live; pair; tandem; the two; two; two people; twosome
Partei gang; group; panel; party; team party
Team gang; group; panel; party; team Team; Workgroup
- squad
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- team up
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arbeitsgruppe Team; Workgroup

Verwante woorden van "team":

  • teams

Synoniemen voor "team":


Verwante definities voor "team":

  1. two or more draft animals that work together to pull something2
  2. a cooperative unit (especially in sports)2
  3. form a team2
    • We teamed up for this new project2
  4. A group of users who share and collaborate on business records in the system. A team can consist of members who report to a single business unit (such as all sales or all customer service) or members who report to different business units (salespeople, customer service representatives, and accounting representatives).1

Wiktionary: team

team
noun
  1. group of people
team
noun
  1. Sport: Bezeichnung für [1]
  2. militärisch: Bezeichnung für [1]
  3. aus mehreren Personen - mit unterschiedlichen Fähigkeiten - bestehende Organisationseinheit
  4. Seefahrt: Besatzung eines Schiffes
  5. mehrere mittels eines Geschirrs miteinander verbundene Zugtiere (etwa Pferde, Ochsen oder Hunde)
Cross Translation:
FromToVia
• team → Team ↔ team — een groep samenwerkende mensen
• team → Team ↔ team — een ploeg van bij elkaar horende spelers
• team → Team; Mannschaft; Gruppe ↔ ploeg — groep personen
• team → Abteilung; Detachement ↔ détachement — action de se détacher ou état de celui qui s’est détaché d’une passion, d’un sentiment, de tout ce qui peut captiver trop l’esprit ou le cœur.
• team → Abteilung; Detachement; Gruppe ↔ groupe — ensemble de personnes, voire d’animaux.
• team → Abteilung; Detachement ↔ équipe — groupe de travailleurs attacher à un travail spécial.

Team:

Team [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the Team (Workgroup)
    – A privacy relationship setting that allows a large amount of information to be viewed, usually assigned to people on your team. 1
    Team; Arbeitsgruppe

Vertaal Matrix voor Team:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arbeitsgruppe peer-to-peer network; squad; team; workgroup; working party
Team Team; Workgroup gang; group; panel; party; team
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arbeitsgruppe Team; Workgroup

Verwante definities voor "Team":

  1. A privacy relationship setting that allows a large amount of information to be viewed, usually assigned to people on your team.1

Verwante vertalingen van Team







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0572 seconde
Page rendered in 1.0 seconds