Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Senke

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Senke

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Senke:
  2. senken:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Senke (Duits) in het Engels

Senke:

Senke [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Senke (Tal; Bergtal; Niederung)
    the valley; the mountain valley
  2. die Senke (Einsenkung; Mulde; Niederung; Bodensenkung)
    the decline
    • decline [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Senke (Tal; Mulde; Niederung; Bergtal)
    the dell; the valley; the dale; the glen; the vale; the mountain valley
    • dell [the ~] zelfstandig naamwoord
    • valley [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dale [the ~] zelfstandig naamwoord
    • glen [the ~] zelfstandig naamwoord
    • vale [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mountain valley [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Senke (Niederung; Tiefe; Delle; )
    the lowness; the dip; the glen
    • lowness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dip [the ~] zelfstandig naamwoord
    • glen [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Senke
    the sink
    – A device or part of a device that receives something from another device. 1
    • sink [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Senke:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dale Bergtal; Mulde; Niederung; Senke; Tal
decline Bodensenkung; Einsenkung; Mulde; Niederung; Senke Abnahme; Dekadenz; Depression; Einsturz; Einstürzen; Entartung; Fallen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schrumpfung; Schwäche; Senkung; Sinken; Untergang; Verfall; Zusammenbruch
dell Bergtal; Mulde; Niederung; Senke; Tal
dip Bodensenkung; Delle; Einsenkung; Mulde; Niederung; Niedrigkeit; Senke; Senkung; Tiefe Dip; Dünenkessel
glen Bergtal; Bodensenkung; Delle; Einsenkung; Mulde; Niederung; Niedrigkeit; Senke; Senkung; Tal; Tiefe
lowness Bodensenkung; Delle; Einsenkung; Mulde; Niederung; Niedrigkeit; Senke; Senkung; Tiefe
mountain valley Bergtal; Mulde; Niederung; Senke; Tal
sink Senke Abwaschbecken; Spülbecken; Waschbecken; Waschtisch
vale Bergtal; Mulde; Niederung; Senke; Tal
valley Bergtal; Mulde; Niederung; Senke; Tal Dünenkessel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
decline abbauen; ablehnen; abschlagen; abschwächen; abstoßen; abwandeln; abweisen; abändern; ausschlagen; beugen; deklinieren; fallen; fortnehmen; geringer werden; herabmindern; herabsetzen; konjugieren; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verbeugen; vergehen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; verwerfen; wegnehmen; weniger werden; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen; zurückweisen; zusammengehen
dip eintauchen; eintunken; tauchen; untertauchen
sink abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einbrechen; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; glitschen; herabsacken; herunterrutschen; sausen; schrumpfen; schwinden; segeln; senken; setzen; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken; verzinken; zinken; zurückgehen

Synoniemen voor "Senke":


Wiktionary: Senke

Senke
noun
  1. Geografie: flache Vertiefung im Boden
Senke
noun
  1. indentation
  2. lower section of a road or geological feature
  3. elongated depression between hills or mountains
Cross Translation:
FromToVia
• Senke → valley ↔ vallei — een laagte tussen bergen
• Senke → depression ↔ bassin — Zone géographique en dépression

senken:

senken werkwoord (senke, senkst, senkt, senkte, senktet, gesenkt)

  1. senken (abrutschen; einsacken; durchfallen; )
    to sink; to fall; to tumble; to drop
    • sink werkwoord (sinks, sank, sinking)
    • fall werkwoord (falls, fell, falling)
    • tumble werkwoord (tumbles, tumbled, tumbling)
    • drop werkwoord (drops, dropped, dropping)
  2. senken (abpreisen; reduzieren; herabsetzen)
    to reduce
    • reduce werkwoord (reduces, reduced, reducing)
  3. senken (niedriger machen; reduzieren; herabsetzen)
    to lower; to reduce; to mark down
    • lower werkwoord (lowers, lowered, lowering)
    • reduce werkwoord (reduces, reduced, reducing)
    • mark down werkwoord (marks down, marked down, marking down)
  4. senken (sinken; untergehen; versinken; )
    to sink; go under
    – go under, 2
    • sink werkwoord (sinks, sank, sinking)
      • The raft sank and its occupants drowned2
    • go under werkwoord (goes under, went under, going under)
    to perish
    – pass from physical life and lose all bodily attributes and functions necessary to sustain life 2
    • perish werkwoord (perishes, perished, perishing)
      • The children perished in the fire2
    to suffer; to set
    • suffer werkwoord (suffers, suffered, suffering)
    • set werkwoord (sets, set, setting)
    succumb
    – be fatally overwhelmed 2
    • succumb werkwoord (succumbs, succumbed, succumbing)
    submerge
    – sink below the surface; go under or as if under water 2
    • submerge werkwoord (submerges, submerged, submerging)
  5. senken (durchtränken; imprägnieren; trenken)
    to impregnate
    • impregnate werkwoord (impregnates, impregnated, impregnating)

Conjugations for senken:

Präsens
  1. senke
  2. senkst
  3. senkt
  4. senken
  5. senkt
  6. senken
Imperfekt
  1. senkte
  2. senktest
  3. senkte
  4. senkten
  5. senktet
  6. senkten
Perfekt
  1. habe gesenkt
  2. hast gesenkt
  3. hat gesenkt
  4. haben gesenkt
  5. habt gesenkt
  6. haben gesenkt
1. Konjunktiv [1]
  1. senke
  2. senkest
  3. senke
  4. senken
  5. senket
  6. senken
2. Konjunktiv
  1. senkte
  2. senktest
  3. senkte
  4. senkten
  5. senktet
  6. senkten
Futur 1
  1. werde senken
  2. wirst senken
  3. wird senken
  4. werden senken
  5. werdet senken
  6. werden senken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde senken
  2. würdest senken
  3. würde senken
  4. würden senken
  5. würdet senken
  6. würden senken
Diverses
  1. senk!
  2. senkt!
  3. senken Sie!
  5. gesenkt
  6. senkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor senken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drop Erkundungsfahrt; Fallhöhe; Gläschen; Schluck; Schnaps; Stehempfang; Tropfen; kleiner Schluck
fall Abnahme; Baisse; Depression; Einsturz; Einstürzen; Ermäßigung; Fallen; Flaute; Herabsetzung; Herbst; Herbstzeit; Hinfallen; Konjunkturrückgang; Nachlaß; Niederfallen; Niedergang; Preissenkung; Rabatt; Reduktion; Reduzierung; Rezession; Rückfall; Rückgang; Schrumpfung; Schwäche; Senkung; Sinken; Skonto; Stürzen; Verminderung; Verringerung; Zusammenbruch; während der Landung aufsetzen
set Ansammlung; Clique; Freundeskreis; Gespann; Gruppe von zwei oder mehr; Menge; Paar; Partie; Satz; Schlacht; Spiel; Spielchen; Spielraum; Streit; Wettbewerb; Wettkampf; Wettstreit; Zusammenrottung; benannte Menge; bestimmter Menge
sink Abwaschbecken; Senke; Spülbecken; Waschbecken; Waschtisch
tumble Fallen; Purzelbaum; Stürzen; Überschlag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drop abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; zinken ablehnen; abschieben; absetzen; abtropfen; abweisen; abwerfen; auslassen; auslecken; aussteigen lassen; das Verfahren einstellen; durchfallen; durchsickern; einschrumpfen; entlassen; feuern; herauströpfeln; herunterstürzen; hinunterstürzen; kippen; laufen; lecken; mindern; purzeln; reduzieren; schmeißen; schrumpfen; schwinden; seponieren; sickern; stolpern; suspendieren; taumeln; trennen; triefen; tropfen; tröpfeln; umfallen; umkippen; verabschieden; vermindern; verringern; weglassen; werfen; zu den Akten legen; zurückweisen; zusammenschrumpfen
fall abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; zinken ausrutschen; enden; entschlafen; fallen; fliegen; hinein fallen; hinein stürzen; hinfallen; hingelangen; hinkommen; im Sterben liegen; kippen; purzeln; schmeißen; sterben; stolpern; straucheln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen; umkommen; untergehen; werfen; zugrunde gehen
go under einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken abrutschen; einbrechen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; glitschen; schrumpfen; untergehen; versinken; zurückgehen
impregnate durchtränken; imprägnieren; senken; trenken
lower herabsetzen; niedriger machen; reduzieren; senken hinunter lassen; niederlassen
mark down herabsetzen; niedriger machen; reduzieren; senken beschränken; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; reduzieren; schrumpfen; vermindern
perish einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken abfaulen; ausfaulen; brechen; entschlafen; entzwei gehen; entzwei reißen; im Sterben liegen; schiefgehen; sterben; umkommen; untergehen; verfaulen; vergehen; verunglücken; wegfaulen; zerbrechen; zugrunde gehen
reduce abpreisen; herabsetzen; niedriger machen; reduzieren; senken abgrenzen; ableiten; absperren; abzäunen; begrenzen; beschneiden; beschränken; eindämmen; einschrumpfen; einschränken; einsäumen; herabsetzen; kürzen; lang einkochen zum eindicken; limitieren; mindern; minimalisieren; mäßigen; reduzieren; schrumpfen; schwinden; umzäunen; verkleinern; verlegen; vermindern; verringern; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; zurückführen; zusammenschrumpfen
set einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einführen; einnieten; einordnen; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; gleichstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; initiieren; installieren; legen; räumlich anordnen; setzen; stationieren; steif werden; stellen; synchronisieren; unterbringen; untergehen
sink abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken; verzinken; zinken abrutschen; einbrechen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; glitschen; schrumpfen; schwinden; versenken; versinken; zurückgehen
submerge einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken ersaufen; überfluten; überschwemmen; überspülen; überströmen; überströmen lassen
succumb einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen
suffer einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken büßen; entgelten; ertragen; leiden; schmachten
tumble abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; zinken einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; schmeißen; stolpern; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen; werfen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
set erstarrt; starr; starrköpfig; steif; stramm; stramm gespannen; unbeugsam
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
suffer aus Schiefer; schiefern

Synoniemen voor "senken":


Wiktionary: senken

senken
verb
  1. in eine niedrigere Position bringen
  2. ermäßigen
  3. auf einen niedrigeren Wert bringen
  4. abwärts bewegen
senken
verb
  1. push (something) into
Cross Translation:
FromToVia
• senken → lower ↔ verlagen — op een lager peil brengen
• senken → couch; demean; deprave; discredit; downsize; destroy; ruin; wreck; decrease; lessen; diminish; shrink; abridge; cry down; cut up; demolish; pull to pieces; run down; write down; draw; streak; mortify ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.
• senken → descend; go down; drop; sink; lower ↔ baisser — Faire descendre, mettre plus bas







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0690 seconde
Page rendered in 1.0 seconds