Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Karte

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Karte

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Karte:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Karte (Duits) in het Engels

Karte:

Karte [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Karte (Landkarte; Plan)
    the map
    – a diagrammatic representation of the earth's surface (or part of it) 1
    • map [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Karte (Eintrittskarte; Platzkarte)
    the ticket
    – a commercial document showing that the holder is entitled to something (as to ride on public transportation or to enter a public entertainment) 1
    • ticket [the ~] zelfstandig naamwoord
    the entry permit; the permit; the pass
    • entry permit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • permit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pass [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Karte (Spielkarte; Landkarte)
    the card; the playing card
  4. die Karte (Speisekarte; Menü; Tageskarte)
    the menu; the menu card
    • menu [the ~] zelfstandig naamwoord
    • menu card [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Karte
    the plan
    • plan [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. die Karte
    the card
    – A printed circuit board or adapter that can be plugged into a computer to provide added functionality or new capability. These cards provide specialized services, such as mouse support and modem capabilities, that are not built into the computer. 2
    • card [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. die Karte
    the card
    – A Web page in WML. WML devices can either display the contents of a card on a single screen or, when necessary, provide scroll bars so that the entire contents of the card can be viewed. Developers need not worry about manipulating cards or decks because ASP.NET mobile controls handle formatting, including pagination, for targeted devices. 2
    • card [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. die Karte (Struktur; Zuordnung)
    the map
    – Any representation of the structure of an object. 2
    • map [the ~] zelfstandig naamwoord
  9. die Karte (Infokarte)
    the card
    – A virtual object that is similar in shape to playing cards. 2
    • card [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Karte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
card Infokarte; Karte; Landkarte; Spielkarte
entry permit Eintrittskarte; Karte; Platzkarte
map Karte; Landkarte; Plan; Struktur; Zuordnung Abriß; Aufriß; Auszug; Extrakt; Grundriß; Lageplan; Lageskizze; Skizze; Strassenkarte; Umrißzeichnung; Zuordnung
menu Karte; Menü; Speisekarte; Tageskarte Menü; Speiseschrank
menu card Karte; Menü; Speisekarte; Tageskarte
pass Eintrittskarte; Karte; Platzkarte Ausweis; Bergpaß; Gebirgspaß; Paß; Reisedokument
permit Eintrittskarte; Karte; Platzkarte Ausweis; Begleitzettel; Bewilligung; Erlaubnis; Freibrief; Paß; Reisedokument; freies Geleit
plan Karte Abriß; Aufriß; Auszug; Extrakt; Grundriß; Lageplan; Lageskizze; Plan; Planung; Projekt; Skizze; Strassenkarte; Umrißzeichnung
playing card Karte; Landkarte; Spielkarte
ticket Eintrittskarte; Karte; Platzkarte Aufkleber; Beförderungsausweis; Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Etikett; Fahrkarte; Fahrschein; Label; Plakatkleber; Quittung; Rückschein; Sticker; Strafe; Strafzettel; Ticket
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
map aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen; zuordnen
pass Passieren; ablaufen; anbieten; ankommen; auf Besuch gehen; aufsuchen; ausgeben; bestehen; besuchen; bieten; darbieten; darreichen; durchsetzen; fertigbringen; gehen; gelingen; geraten; glücken; hergeben; herumgeben; herüberreichen; hinhalten; hinkommen; hinüberreichen; passieren; präsentieren; reichen; schicken; schmeißen; sich aufmachen; spendieren; vergehen; verstreichen; vorbei gehen; vorbeifahren; vorbeikommen; vorübergehen; vorüberkommen; zurechtkommen; überholen; überreichen
permit ausstellen; austeilen; befähigen; beipflichten; beistimmen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einlenken; einräumen; einsehen; einweisen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; in die Lage versetzen; instand setzen; lassen; nachgeben; zuerkennen; zugeben; zugestehen; zulassen; zustimmen; zuweisen
plan auffassen; aufnehmen; ausdenken; ausklügeln; auslegen; austüfteln; betrachten; deuten; einen Plan entwerfen; interpretieren; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen

Synoniemen voor "Karte":


Wiktionary: Karte

Karte
noun
  1. Kurzform für viele zusammengesetzte Substantive mit -karte im Sinne von [1] als zweitem Bestandteil, wie etwa Eintrittskarte, Fahrkarte, Landkarte, Postkarte, Speisekarte, Spielkarte, Visitenkarte
  2. ein handlicher, planer, steifer aber nicht starrer, meist rechteckiger Gegenstand aus Karton, Pappe, Papier, Kunststoff, allenfalls Holz oder Metall
Karte
noun
  1. navigator's map
  2. flat, normally rectangular piece of stiff paper, plastic etc.
  3. one of usually 52 rectangular pieces of card
  4. admission to entertainment
Cross Translation:
FromToVia
• Karte → card ↔ kaart — een kartonnen of plastic vel uit een kaartspel, om mee te spelen
• Karte → card ↔ kaart — een bedrukt kartonnen vel dat met de post verstuurd kan worden
• Karte → map ↔ kaart — een schematische afbeelding van een ruimtelijk gebied op een plat vlak in een verkleinde schaal
• Karte → menu; bill of fare; map; card ↔ carte — vieux|fr carton léger mais résistant.
• Karte → design; diagram; scheme; intention ↔ plan — À classer
• Karte → ticket; coupon; voucher; receipt ↔ ticket — billet donnant droit à un accès







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0756 seconde
Page rendered in 1.0 seconds