Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: organisieren

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: organisieren

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

organisieren:
- arrange
Organisieren:
- organizing
Wiktionary:
- organisieren → get hold, organize
- organisieren → organize, accommodate, adapt, adjust, arrange, cope, tune, attune, have available, have at one’s disposal, fix up, array

Duits

Uitgebreide vertaling voor organisieren (Duits) in het Engels

organisieren:

organisieren werkwoord (organisiere, organisierst, organisiert, organisierte, organisiertet, organisiert)

organisieren (aufstellen; regeln; einrichten; veranstalten; anordnen; bauen; ausrichten; herrichten; aufbauen; erbauen; deichseln; errichten)
to arrange
- arrange werkwoord (arranges, arranged, arranging)

Conjugations for organisieren:

Präsens

organisiere
organisierst
organisiert
organisieren
organisiert
organisieren

Imperfekt

organisierte
organisiertest
organisierte
organisierten
organisiertet
organisierten

Perfekt

habe organisiert
hast organisiert
hat organisiert
haben organisiert
habt organisiert
haben organisiert

1. Konjunktiv [1]

organisiere
organisierest
organisiere
organisieren
organisieret
organisieren

2. Konjunktiv

organisierte
organisiertest
organisierte
organisierten
organisiertet
organisierten

Futur 1

werde organisieren
wirst organisieren
wird organisieren
werden organisieren
werdet organisieren
werden organisieren

1. Konjunktiv [2]

würde organisieren
würdest organisieren
würde organisieren
würden organisieren
würdet organisieren
würden organisieren

Diverses

organisier!
organisiert!
organisieren Sie!
organisiert
organisierend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor organisieren:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arrange	anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; veranstalten	Haus einrichten; Maßregeln treffen; abmachen; arrangieren; aufbauen; aufstellen; ausmachen; bauen; einordnen; einrichten; einsetzen; einteilen; erbauen; errichten; festlegen; führen; gliedern; inOrdnungbringen; installieren; koordinieren; leiten; lenken; ordnen; regeln; vereinbaren

Synoniemen voor "organisieren":

gruppieren; ordnen; sortieren; zusammenstellen
arrangieren; einfädeln; in die Wege leiten
zusammenbringen
abhalten; aufführen; ausrichten; veranstalten
besorgen; heran schaffen; heranholen; holen

Wiktionary: organisieren

organisieren

verb

(umgangssprachlich) auf nicht ganz korrektem Wege etwas beschaffen
- organisieren → get hold
zusammenschließen, sich verbinden
- organisieren → organize
systematisch vorbereiten
- organisieren → organize

organisieren

verb

to arrange in working order
- organize → organisieren
to constitute in parts, each having a special function; to systematize
- organize → organisieren

Cross Translation:

From	To	Via
• organisieren	→ organize	↔ organiseren — iets, vaak een evenement, tot stand brengen
• organisieren	→ organize	↔ organiseren — een bepaalde structuur aanbrengen
• organisieren	→ accommodate; adapt; adjust	↔ accommoder — donner, procurer de la commodité.
• organisieren	→ arrange; cope	↔ arranger — arranger (transitive) (fr)
• organisieren	→ tune; attune; have available; have at one’s disposal; arrange; fix up; array	↔ disposer — arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
• organisieren	→ organize	↔ organiser — disposer les parties d’un corps pour les fonctions auxquelles il destiner.

Organisieren:

Organisieren [das ~] zelfstandig naamwoord

Organisieren (Regeln)
the organizing
- organizing [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Organisieren:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
organizing	Organisieren; Regeln

Computer vertaling door derden: