Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: pausieren

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: pausieren

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. pausieren:
  2. Pausieren:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor pausieren (Duits) in het Engels

pausieren:

pausieren werkwoord (pausiere, pausierst, pausiert, pausierte, pausiertet, pausiert)

  1. pausieren (ausruhen; sich ausruhen; ruhen; sich erholen)
    to repose; to rest; to take a rest
    • repose werkwoord (reposes, reposed, reposing)
    • rest werkwoord (rests, rested, resting)
    • take a rest werkwoord (takes a rest, took a rest, taking rest)
  2. pausieren (eine Pause machen)
    to pause; to take a break; to have a break
    • pause werkwoord (pauses, paused, pausing)
    • take a break werkwoord (takes a break, took a break, taking a break)
    • have a break werkwoord (has a break, had a break, having a break)
  3. pausieren
    to dehydrate
    – To save the state of a running orchestration to persistent storage and remove it from memory when the orchestration has been idle for a certain length of time. 1
    • dehydrate werkwoord (dehydrates, dehydrated, dehydrating)

Conjugations for pausieren:

Präsens
  1. pausiere
  2. pausierst
  3. pausiert
  4. pausieren
  5. pausiert
  6. pausieren
Imperfekt
  1. pausierte
  2. pausiertest
  3. pausierte
  4. pausierten
  5. pausiertet
  6. pausierten
Perfekt
  1. habe pausiert
  2. hast pausiert
  3. hat pausiert
  4. haben pausiert
  5. habt pausiert
  6. haben pausiert
1. Konjunktiv [1]
  1. pausiere
  2. pausierest
  3. pausiere
  4. pausieren
  5. pausieret
  6. pausieren
2. Konjunktiv
  1. pausierte
  2. pausiertest
  3. pausierte
  4. pausierten
  5. pausiertet
  6. pausierten
Futur 1
  1. werde pausieren
  2. wirst pausieren
  3. wird pausieren
  4. werden pausieren
  5. werdet pausieren
  6. werden pausieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde pausieren
  2. würdest pausieren
  3. würde pausieren
  4. würden pausieren
  5. würdet pausieren
  6. würden pausieren
Diverses
  1. pausier!
  2. pausiert!
  3. pausieren Sie!
  5. pausiert
  6. pausierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor pausieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pause Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Ruhepunkt; Schulpause; Unterbrechung
rest Ablagerung; Bodensatz; Niederschlag; Pausenzeichen; Rest; Restbestand; Ruhelage; Ruhestellung; kleineUnterstützung; Überbleibsel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dehydrate pausieren austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; entwässern; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen
have a break eine Pause machen; pausieren
pause eine Pause machen; pausieren anhalten
repose ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen
rest ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen
take a break eine Pause machen; pausieren
take a rest ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen

Synoniemen voor "pausieren":


Wiktionary: pausieren

pausieren
verb
  1. to interrupt or cease one's work or occupation temporarily
  2. to interrupt something

Pausieren:

Pausieren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Pausieren
    the pausing
    • pausing [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Pausieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pausing Pausieren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0302 seconde
Page rendered in 1.0 seconds