Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Zucker:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zucker (Duits) in het Engels

Zucker:

Zucker [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zucker
    the sugar
    • sugar [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zucker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sugar Zucker Geliebte; Herzchen; Lieb; Liebchen; Liebe; Liebling; Liebste; Schatz; Schätzchen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sugar einzuckern; kandieren; süß machen; zuckern

Synoniemen voor "Zucker":


Wiktionary: Zucker

Zucker
noun
  1. ein aus Pflanzen gewonnenes, süß schmeckendes Nahrungsmittel
Zucker
noun
  1. A group of metabolic diseases
  2. sucrose from sugar cane or sugar beet and used to sweeten food and drink
  3. any of a series of carbohydrates used by organisms to store energy
  4. generic term for sucrose, glucose, fructose, etc

Cross Translation:
FromToVia
Zucker sugar suiker — zoetstof
Zucker sugar sucre — Substance alimentaire