Auftrag: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Auftrag:
- assignment; order; shibboleth; instruction; command; parole; cue; motto; orders; mandate; authority; job; sales order
Wiktionary:
- Auftrag → order, mission, job
- Auftrag → job, task, command, control, commission, percentage, proceeds, subcommittee, errand, charge, entrustment, mandate, trust, appointment, authorization, warrant, order, brief, writ

Duits

Uitgebreide vertaling voor Auftrag (Duits) in het Engels

Auftrag:

Auftrag [der ~] zelfstandig naamwoord

der Auftrag (Zwangsbefehl; Anweisung; Erlaß; Instruktion; Kommando; Weisung; Befehl)
the assignment; the order; the shibboleth; the instruction; the command; the parole; the cue; the motto
- assignment [the ~] zelfstandig naamwoord
- order [the ~] zelfstandig naamwoord
- shibboleth [the ~] zelfstandig naamwoord
- instruction [the ~] zelfstandig naamwoord
- command [the ~] zelfstandig naamwoord
- parole [the ~] zelfstandig naamwoord
- cue [the ~] zelfstandig naamwoord
- motto [the ~] zelfstandig naamwoord
der Auftrag (Dienstbefehle)
the instruction; the orders
- instruction [the ~] zelfstandig naamwoord
- orders [the ~] zelfstandig naamwoord
der Auftrag (militärischer Befehl; Befehl; Gebot; Heeresbefehl)
the order; the command
- order [the ~] zelfstandig naamwoord
- command [the ~] zelfstandig naamwoord
der Auftrag (Mandat; Vollmacht)
the mandate; the authority
- mandate [the ~] zelfstandig naamwoord
- authority [the ~] zelfstandig naamwoord
der Auftrag
the job
– A specified amount of processing performed as a unit by a computer. ¹
- job [the ~] zelfstandig naamwoord
der Auftrag
the job
– A specified series of operations, called steps, performed sequentially by a program to complete an action. ¹
- job [the ~] zelfstandig naamwoord
der Auftrag
the sales order
– An agreement between two parties for the sale of goods or services. ¹
- sales order [the ~] zelfstandig naamwoord
der Auftrag (Bestellung)
the order
– A confirmed request for delivery of goods and services based on specified terms. An order is a quote that has been accepted by a customer. ¹
- order [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Auftrag:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
assignment	Anweisung; Auftrag; Befehl; Erlaß; Instruktion; Kommando; Weisung; Zwangsbefehl	Anweisung; Arbeitsauftrag; Aufgabe; Auftragserteilung; Instruktion; Zuweisung
authority	Auftrag; Mandat; Vollmacht	Ansehen; Arbeitskraft; Autorisation; Autorität; Befugnis; Befugt sein; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Experte; Fachmann; Herrschaft; Kraft; Macht; Mandat; Obrigkeit; Prokura; Sachkundige; Sachverständige; Stärke; Vollmacht; Zahlungsanweisung; Zuständigkeit; fachkundigePerson
command	Anweisung; Auftrag; Befehl; Erlaß; Gebot; Heeresbefehl; Instruktion; Kommando; Weisung; Zwangsbefehl; militärischer Befehl	Anführung; Anweisung; Autorität; Befehl; Beherrschung; Dienstbefehl; Erlaß; Führung; Gebot; Grad der Fähigkeiten; Herrschaft; Instruktion; Kommando; Leitung; Macht; Oberbefehl; Obrigkeit; Reserviertheit; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen
cue	Anweisung; Auftrag; Befehl; Erlaß; Instruktion; Kommando; Weisung; Zwangsbefehl	Anspielung; Billardstock; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Queue; Schimmer; Spur; Stapel; Stichwort; Tip; Wink
instruction	Anweisung; Auftrag; Befehl; Dienstbefehle; Erlaß; Instruktion; Kommando; Weisung; Zwangsbefehl	Anweisung; Briefing; Dienstbefehle; Gebrauchsanweisung; Instruktion; Kurs; Lehre; Unterricht; Vollmachten
job	Auftrag	Anfrage; Anstellung; Arbeit; Arbeitsplatz; Arbeitsverhältnis; Aufgabe; Beruf; Beschäftigung; Dienststelle; Dienstverhältnis; Einzelvorgang; Ernennung; Fach; Funktion; Job; Position; Stelle; Stellung; Tätigkeit; Vertrag; Wirkungskreis
mandate	Auftrag; Mandat; Vollmacht	Autorisation; Bevollmächtigung; Dienstbefehle; Ermächtigung; Mandat; Prokura; Vollmacht; Vollmachten; Zahlungsanweisung
motto	Anweisung; Auftrag; Befehl; Erlaß; Instruktion; Kommando; Weisung; Zwangsbefehl	Devise; Grundsatz; Kennwort; Leitspruch; Losung; Motto; Parole; Phrase; Slogan; Spruch; Wahlspruch
order	Anweisung; Auftrag; Befehl; Bestellung; Erlaß; Gebot; Heeresbefehl; Instruktion; Kommando; Weisung; Zwangsbefehl; militärischer Befehl	Anweisung; Bestellung; Bändchen; Dienstbefehl; Dienstbefehle; Erlaß; Gebot; Gleichmäßigkeit; Instruktion; Kommando; Lieferung; Orden; Ordnung; Regelmäßigkeit; Reihenfolge; Stapelreihenfolge; Symmetrie; Unterscheidungsmerkmal; Unterscheinungszeichen; Vollmachten; Z-Reihenfolge; Zustellung
orders	Auftrag; Dienstbefehle	Ausschüsse; Bestellungen; Dienstliche Anweisungen
parole	Anweisung; Auftrag; Befehl; Erlaß; Instruktion; Kommando; Weisung; Zwangsbefehl	Devise; Kennwort; Leitspruch; Losung; Motto; Parole; Phrase; Slogan; Spruch; Wahlspruch
sales order	Auftrag
shibboleth	Anweisung; Auftrag; Befehl; Erlaß; Instruktion; Kommando; Weisung; Zwangsbefehl
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
command		anführen; anordnen; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; dirigieren; erlassen; führen; gebieten; herrschen; kommandieren; leiten; lenken; regieren; steuern; verordnen
order		Herr sein über; Maßregeln treffen; anfordern; ankündigen; anordnen; anrücken; ansagen; auftragen; austragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; bekanntmachen; bestellen; diktieren; einen Brief diktieren; eingeben; einordnen; einteilen; erlassen; etwas erlaßen; führen; gebieten; heranrücken; herrschen; herrschen über; inOrdnungbringen; insHausliefern; katalogisieren; klassifizieren; kommandieren; kontrollieren; leiten; lenken; liefern; ordnen; regeln; regieren; senden; steuern; verlesen; verordnen; vorschreiben; zustellen

Synoniemen voor "Auftrag":

Arbeitseinsatz; Einsatz
Anordnung; Anweisung; Arbeitsauftrag; Aufgabe; Befehl; Direktive; Geheiß; Mandat; Order; Weisung

Wiktionary: Auftrag

Auftrag

noun

allgemein: mündliche oder schriftliche Aufforderungen einer Stelle oder einer Person an eine andere Stelle oder Person
- Auftrag → order

Auftrag

noun

set of tasks that fulfills a purpose
- mission → Auftrag
task
- job → Aufgabe; Auftrag

Cross Translation:

From	To	Via
• Auftrag	→ job; task	↔ taak — een te verrichten werk
• Auftrag	→ job; task	↔ opdracht — een te verrichten werk
• Auftrag	→ command; control	↔ commande — comm\|fr ordre donné à un fabricant, à un ouvrier, à un artiste de faire un certain ouvrage, ou à un marchand de faire une certaine livraison.
• Auftrag	→ commission; percentage; proceeds; subcommittee; errand; charge; entrustment; job; mandate; trust; appointment; authorization	↔ commission — mandat, charge que l’on donner à quelqu’un de faire quelque chose.
• Auftrag	→ warrant; mandate; order; authorization; brief; writ	↔ mandat — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van Auftrag

¹Microsoft® Language Portal

Remove Ads

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Auftrag

Uitgebreide vertaling voor Auftrag (Duits) in het Engels

Auftrag:

Auftrag [der ~] zelfstandig naamwoord

der Auftrag (Zwangsbefehl; Anweisung; Erlaß; Instruktion; Kommando; Weisung; Befehl)

der Auftrag (Dienstbefehle)

der Auftrag (militärischer Befehl; Befehl; Gebot; Heeresbefehl)

der Auftrag (Mandat; Vollmacht)

der Auftrag

der Auftrag

der Auftrag

der Auftrag (Bestellung)

Vertaal Matrix voor Auftrag:

Synoniemen voor "Auftrag":

Wiktionary: Auftrag

Verwante vertalingen van Auftrag