Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: stoppen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: stoppen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. stoppen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor stoppen (Duits) in het Engels

stoppen:

stoppen werkwoord (stoppe, stoppst, stoppt, stoppte, stopptet, gestoppt)

  1. stoppen (abbremsen; bremsen)
    to stop; to brake; to slow down; put a brake on
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
    • brake werkwoord (brakes, braked, braking)
    • slow down werkwoord (slows down, slowed down, slowing down)
    • put a brake on werkwoord
  2. stoppen (anhalten; bremsen; aufhören)
    to stop; to stem; to bring to a halt; put to a stop; to halt; to bring to a standstill
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
    • stem werkwoord (stems, stemmed, stemming)
    • bring to a halt werkwoord (brings to a halt, brought to a halt, bringing to a halt)
    • put to a stop werkwoord
    • halt werkwoord (halts, halted, halting)
    • bring to a standstill werkwoord (brings to a standstill, brought to a standstill, bringing to a standstill)
  3. stoppen (stillsetzen; abstellen; absetzen; zum Stillstand bringen)
    to put out; to halt; to set out; to stop; to turn off; to bring to a halt; to bring to a standstill
    • put out werkwoord (puts out, put out, putting out)
    • halt werkwoord (halts, halted, halting)
    • set out werkwoord (sets out, set out, setting out)
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
    • turn off werkwoord (turns off, turned off, turning off)
    • bring to a halt werkwoord (brings to a halt, brought to a halt, bringing to a halt)
    • bring to a standstill werkwoord (brings to a standstill, brought to a standstill, bringing to a standstill)
  4. stoppen (einstellen; anhalten; stagnieren; stutzen; Einhalt gebieten)
    to stop; to come to a stand-still; to halt; to stand still
    • stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
    • come to a stand-still werkwoord (comes to a stand-still, came to a stand-still, coming to a stand-still)
    • halt werkwoord (halts, halted, halting)
    • stand still werkwoord (stands still, stood still, standing still)
  5. stoppen (die Zeit stoppen)
    to time
    – measure the time or duration of an event or action or the person who performs an action in a certain period of time 1
    • time werkwoord (times, timed, timing)
    to clock
    • clock werkwoord (clocks, clocked, clocking)
  6. stoppen
    stopping; to force something to stop
  7. stoppen (halt zurufen)
    to put a stop to
    • put a stop to werkwoord (puts a stop to, put a stop to, putting a stop to)

Conjugations for stoppen:

Präsens
  1. stoppe
  2. stoppst
  3. stoppt
  4. stoppen
  5. stoppt
  6. stoppen
Imperfekt
  1. stoppte
  2. stopptest
  3. stoppte
  4. stoppten
  5. stopptet
  6. stoppten
Perfekt
  1. habe gestoppt
  2. hast gestoppt
  3. hat gestoppt
  4. haben gestoppt
  5. habt gestoppt
  6. haben gestoppt
1. Konjunktiv [1]
  1. stoppe
  2. stoppest
  3. stoppe
  4. stoppen
  5. stoppet
  6. stoppen
2. Konjunktiv
  1. stoppte
  2. stopptest
  3. stoppte
  4. stoppten
  5. stopptet
  6. stoppten
Futur 1
  1. werde stoppen
  2. wirst stoppen
  3. wird stoppen
  4. werden stoppen
  5. werdet stoppen
  6. werden stoppen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde stoppen
  2. würdest stoppen
  3. würde stoppen
  4. würden stoppen
  5. würdet stoppen
  6. würden stoppen
Diverses
  1. stopp!
  2. stoppt!
  3. stoppen Sie!
  5. gestoppt
  6. stoppend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor stoppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brake Bremse; Fang
clock Armbanduhr; Fahrpreisanzeiger; Gehwerk; Systemuhr; Taxameter; Uhr; Uhrwerk; Wanduhr
halt Haltestelle; Stopp
stem Bug; Fühler; Gehhilfe; Halm; Stamm; Stammform; Stammwort; Steven; Tastorgan; Vordersteven; Wurzelwort
stop Aufenthalt; Aufschub; Ausstand; Halt; Haltestelle; Stillstand; Stop; Stopp
stopping Abhalten; Aufhören; Ausscheiden; Füllsel; Füllstoff; Füllung; Hindern; Stopfen; Verschweigen; Zustopfen; stil halten
time Abschnitt; Mal; Periode; Spanne; Termin; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit; time
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brake abbremsen; bremsen; stoppen
bring to a halt absetzen; abstellen; anhalten; aufhören; bremsen; stillsetzen; stoppen; zum Stillstand bringen
bring to a standstill absetzen; abstellen; anhalten; aufhören; bremsen; stillsetzen; stoppen; zum Stillstand bringen
clock die Zeit stoppen; stoppen
come to a stand-still Einhalt gebieten; anhalten; einstellen; stagnieren; stoppen; stutzen
force something to stop stoppen
halt Einhalt gebieten; absetzen; abstellen; anhalten; aufhören; bremsen; einstellen; stagnieren; stillsetzen; stoppen; stutzen; zum Stillstand bringen
put a brake on abbremsen; bremsen; stoppen
put a stop to halt zurufen; stoppen
put out absetzen; abstellen; stillsetzen; stoppen; zum Stillstand bringen abhandeln; ablöschen; absetzen; abstellen; abwickeln; auslöschen; ausmachen; ausschalten; beilegen; erlöschen; ersticken; in Pflege geben; löschen; schlichten; schmoren; unterbringen; verdingen; vergeben; verstimmen
put to a stop anhalten; aufhören; bremsen; stoppen
set out absetzen; abstellen; stillsetzen; stoppen; zum Stillstand bringen abfahren; abreisen; absetzen; abstellen; ausmachen; ausschalten; bereiten; bereitstellen; fortfahren; fortreisen; vorbereiten; wegfahren; wegreisen
slow down abbremsen; bremsen; stoppen Schnellheit verringern; abbremsen; aufschieben; aus dem Amt scheiden; ausscheiden; austreten; hinausschieben; sichzurückziehen; verspäten; verzögern; zaudern; zögern
stand still Einhalt gebieten; anhalten; einstellen; stagnieren; stoppen; stutzen stagnieren; stehenbleiben; stillstehen; zum Stillstand kommen
stem anhalten; aufhören; bremsen; stoppen behindern; entgegenarbeiten; entgegenwirken; hintertreiben; konterkarieren
stop Einhalt gebieten; abbremsen; absetzen; abstellen; anhalten; aufhören; bremsen; einstellen; stagnieren; stillsetzen; stoppen; stutzen; zum Stillstand bringen Blut stillen; abdichten; abhalten; abmachen; abstoppen; anhalten; aufhalten; aufhören; ausscheiden; aussetzen; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; dichten; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; etwas aufgeben; festfahren; festlegen; festsetzen; halten; hapern; hemmen; hindern; hinhalten; hintertreiben; isolieren; konterkarieren; schließen; sstoppen; stagnieren; stehenbleiben; stillen; stocken; stopfen; vereinbaren; verspäten; verzichten; verzögern; zurückhalten; zurücktreten
stopping stoppen
time die Zeit stoppen; stoppen
turn off absetzen; abstellen; stillsetzen; stoppen; zum Stillstand bringen abdrehen; abschwenken; absetzen; abstellen; ausmachen; ausschalten; deaktivieren; schließen; zudrehen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
put out agitiert; aufgebracht; aufgeregt; erhitzt; erregt; kribbelig; mißmutig; mißvergnügt; sauer; säuerlich; unwillig; unzufrieden; verdrießlich; verstimmt; verärgert; ärgerlich

Synoniemen voor "stoppen":


Wiktionary: stoppen

stoppen
verb
  1. zum Stehen bringen
  2. aufhören etwas zu tun
stoppen
verb
  1. to waver or be hesitant
  2. to stop either temporarily or permanently
  3. to cause something to stop
  4. cease moving
  5. cause (something) to cease moving
  6. cause (something) to come to an end
  7. to measure time
Cross Translation:
FromToVia
• stoppen → abate; bar; halt; staunch; stop ↔ arrêter — (1) Empêcher quelqu’un ou quelque chose de continuer sa marche en avant

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van stoppen



Engels

Uitgebreide vertaling voor stoppen (Engels) in het Duits

stoppen: (*Woord en zin splitter gebruikt)

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0599 seconde
Page rendered in 1.0 seconds