Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: kippen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: kippen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. kippen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor kippen (Duits) in het Engels

kippen:

kippen werkwoord (kippe, kippst, kippt, kippte, kipptet, gekippt)

  1. kippen (kentern; kanten; umkippen)
    to turn over; to flip
    • turn over werkwoord (turns over, turned over, turning over)
    • flip werkwoord (flips, flipped, flipping)
  2. kippen (kentern; umfallen)
    to overturn
    • overturn werkwoord (overturns, overturned, overturning)
  3. kippen (taumeln; umfallen; umkippen; purzeln; stolpern)
    to fall; to tumble; to drop; to trip up
    • fall werkwoord (falls, fell, falling)
    • tumble werkwoord (tumbles, tumbled, tumbling)
    • drop werkwoord (drops, dropped, dropping)
    • trip up werkwoord (trips up, tripped up, tripping up)
  4. kippen
    to tip over
    • tip over werkwoord (tips over, tipped over, tipping over)
  5. kippen
    to lean; to tip; to angle; to slant; to tilt
    – to incline or bend from a vertical position 1
    • lean werkwoord (leans, leant, leaning)
      • She leaned over the banister1
    • tip werkwoord (tips, tipped, tipping)
    • angle werkwoord (angles, angled, angling)
    • slant werkwoord (slants, slanted, slanting)
    • tilt werkwoord (tilts, tilted, tilting)
  6. kippen (taumeln; stürzen; fallen; )
    to tumble; to somersault
    • tumble werkwoord (tumbles, tumbled, tumbling)
    • somersault werkwoord (somersaults, somersaulted, somersaulting)

Conjugations for kippen:

Präsens
  1. kippe
  2. kippst
  3. kippt
  4. kippen
  5. kippt
  6. kippen
Imperfekt
  1. kippte
  2. kipptest
  3. kippte
  4. kippten
  5. kipptet
  6. kippten
Perfekt
  1. habe gekippt
  2. hast gekippt
  3. hat gekippt
  4. haben gekippt
  5. habt gekippt
  6. haben gekippt
1. Konjunktiv [1]
  1. kippe
  2. kippest
  3. kippe
  4. kippen
  5. kippet
  6. kippen
2. Konjunktiv
  1. kippte
  2. kipptest
  3. kippte
  4. kippten
  5. kipptet
  6. kippten
Futur 1
  1. werde kippen
  2. wirst kippen
  3. wird kippen
  4. werden kippen
  5. werdet kippen
  6. werden kippen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kippen
  2. würdest kippen
  3. würde kippen
  4. würden kippen
  5. würdet kippen
  6. würden kippen
Diverses
  1. kipp!
  2. kippt!
  3. kippen Sie!
  5. gekippt
  6. kippend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kippen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angle Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Denkweise; Eckchen; Ecke; Grad; Winkel
drop Erkundungsfahrt; Fallhöhe; Gläschen; Schluck; Schnaps; Stehempfang; Tropfen; kleiner Schluck
fall Abnahme; Baisse; Depression; Einsturz; Einstürzen; Ermäßigung; Fallen; Flaute; Herabsetzung; Herbst; Herbstzeit; Hinfallen; Konjunkturrückgang; Nachlaß; Niederfallen; Niedergang; Preissenkung; Rabatt; Reduktion; Reduzierung; Rezession; Rückfall; Rückgang; Schrumpfung; Schwäche; Senkung; Sinken; Skonto; Stürzen; Verminderung; Verringerung; Zusammenbruch; während der Landung aufsetzen
flip Salto; Überschlag
somersault Purzelbaum; Rolle; Salto; Saltomortale; Überschlag
tip Ablauf; Anspielung; Bedienungsgeld; Berggipfel; Ende; Fingerzeig; Gipfel; Gipfelpunkt; Hinweis; Höchsterreichbare; Indiz; Schimmer; Spitze; Spur; Stichwort; Tip; Tipp; Trinkgeld; Verweisung; Wink; Zentrumspitze
tumble Fallen; Purzelbaum; Stürzen; Überschlag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angle kippen angeln; fischen
drop kippen; purzeln; stolpern; taumeln; umfallen; umkippen ablehnen; abrutschen; abschieben; absetzen; abtropfen; abweisen; abwerfen; aus Zink; auslassen; auslecken; aussteigen lassen; das Verfahren einstellen; durchfallen; durchrasseln; durchsickern; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einschrumpfen; einsinken; einstürzen; entlassen; fallen; feuern; galvanisieren; herabsacken; herauströpfeln; herunterrutschen; herunterstürzen; hinunterstürzen; laufen; lecken; mindern; reduzieren; sausen; schmeißen; schrumpfen; schwinden; segeln; senken; seponieren; setzen; sickern; sinken; suspendieren; trennen; triefen; tropfen; tröpfeln; verabschieden; vermindern; verringern; versenken; versinken; verzinken; weglassen; werfen; zinken; zu den Akten legen; zurückweisen; zusammenschrumpfen
fall kippen; purzeln; stolpern; taumeln; umfallen; umkippen abrutschen; aus Zink; ausrutschen; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; enden; entschlafen; fallen; fliegen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; hinein fallen; hinein stürzen; hinfallen; hingelangen; hinkommen; im Sterben liegen; purzeln; sausen; schmeißen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; sterben; stolpern; straucheln; stürzen; umkommen; untergehen; versenken; versinken; verzinken; werfen; zinken; zugrunde gehen
flip kanten; kentern; kippen; umkippen; umschlagen spiegeln
lean kippen sich lehnen; sich stützen; stützen
overturn kentern; kippen; umfallen jemanden zu Fall bringen; plötzlich verändern; umblättern; umschlagen
slant kippen leicht abfallend; neigen; sich nach vorne beugen; sich neigen; überhängen
somersault einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen Purzelbaum schlagen
tilt kippen
tip kippen
tip over kippen umkippen; umschütten; umstoßen; umstürzen; umwerfen
trip up kippen; purzeln; stolpern; taumeln; umfallen; umkippen
tumble einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; stolpern; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; schmeißen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; werfen; zinken
turn over kanten; kentern; kippen; umkippen; umschlagen ankurbeln; rotieren; umdrehen; umwälzen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lean armselig; dürftig; empfindlich; eng; gering; geringfügig; hager; hinfällig; karg; knapp; schmächtig; schäbig; winzig; ärmlich

Synoniemen voor "kippen":


Wiktionary: kippen

kippen
verb
  1. (transitiv) etwas schräg stellen, in Schräglage bringen
  2. (transitiv) etwas durch Schrägstellen aus einem Gefäß schütten
    • kippen → tip
  3. (transitiv) übertragen: verhindern, scheitern lassen
kippen
verb
  1. set something at an angle







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0507 seconde
Page rendered in 1.0 seconds