Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: wissen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: wissen

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. wissen:
  2. Wissen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor wissen (Duits) in het Engels

wissen:

wissen werkwoord (weiß, weißt, wußte, wußtet, gewußt)

  1. wissen (kennen)
    to know; to be informed
    • know werkwoord (knows, knew, knowing)
    • be informed werkwoord (is informed, being informed)

Conjugations for wissen:

Präsens
  1. weiß
  2. weißt
  3. weiß
  4. wissen
  5. weißt
  6. wissen
Imperfekt
  1. wußte
  2. wußtest
  3. wußte
  4. wußten
  5. wußtet
  6. wußten
Perfekt
  1. habe gewußt
  2. hast gewußt
  3. hat gewußt
  4. haben gewußt
  5. habt gewußt
  6. haben gewußt
1. Konjunktiv [1]
  1. wisse
  2. wissest
  3. wisse
  4. wissen
  5. wisset
  6. wissen
2. Konjunktiv
  1. wüßte
  2. wüßest
  3. wüßte
  4. wüßten
  5. wüßtet
  6. wüßten
Futur 1
  1. werde wissen
  2. wirst wissen
  3. wird wissen
  4. werden wissen
  5. werdet wissen
  6. werden wissen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wissen
  2. würdest wissen
  3. würde wissen
  4. würden wissen
  5. würdet wissen
  6. würden wissen
Diverses
  1. weiß!
  2. wißt!
  3. wissen Sie!
  5. gewußt
  6. wissend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wissen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be informed kennen; wissen
know kennen; wissen

Synoniemen voor "wissen":


Wiktionary: wissen

wissen
verb
  1. Kenntnis haben, sich über etwas Wahres sicher sein
  1. wischen
wissen
verb
  1. be informed about
  2. have knowledge of
  3. be certain or sure about (something)
Cross Translation:
FromToVia
• wissen → know ↔ weten — ergens kennis van hebben

Wissen:

Wissen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Wissen (Kenntnis; Sachverstand; Wissenschaft; Gelehrtheit)
    the knowledge
  2. Wissen (Wissenschaft; Fachwissen)
    the knowledge
    the science
    – a particular branch of scientific knowledge 1
    • science [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the science of genetics1
  3. Wissen (Geschicklichkeit; Kunst; Künste; )
    the handiness
  4. Wissen (Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand)
    the erudition; the learning; the scholarship
    – profound scholarly knowledge 1
    the knowledge; the cleverness
    the expertise
    – skillfulness by virtue of possessing special knowledge 1
  5. Wissen (Können; Fähigkeit; Kenntnisse; )
    the ability; the skill
    • ability [the ~] zelfstandig naamwoord
    • skill [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. Wissen
    the knowledge
    – The metadata about all the changes that a participant has seen and maintains. 2
  7. Wissen
    the knowledge
    – Information that can help an end-user or analyst solve a problem. 2

Vertaal Matrix voor Wissen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ability Fähigkeit; Kenntnisse; Kunst; Können; Könnerschaft; Tüchtigkeit; Wissen Ader; Ausflug; Begabtheit; Begabung; Behendigkeit; Eignung; Energie; Fertigkeit; Fähigkeit; Gabe; Genialität; Genie; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Händchen; Kapazität; Kniff; Kunstgriff; Können; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Motorleistung; Potential; Qualität; Reichtum; Sachverstand; Talent; Tauglichkeit; Trick; Veranlagung; Vermögen
cleverness Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand; Wissen Gerissenheit; Gewieftheit; Intelligenz; Klugheit; List; Listigkeit; Pfiffigkeit; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit; Verständnis
erudition Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand; Wissen
expertise Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand; Wissen Facharbeit; Fachkenntnis; Fachmannschaft; Fachwerk; Fachwissen; Handwerk; Sachkenntnis; Sachkunde; Sachverstand; fachmännische Können; fachmännischeKönnen
handiness Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen
knowledge Fachwissen; Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand; Wissen; Wissenschaft Bekannte; Mitwissen
learning Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand; Wissen Aneignen; Anlernen; Lernen; Studieren; Wissenserwerb
scholarship Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand; Wissen Ausbildungsförderung; Studienbeihilfe; Studienkasse
science Fachwissen; Wissen; Wissenschaft
skill Fähigkeit; Kenntnisse; Kunst; Können; Könnerschaft; Tüchtigkeit; Wissen Ausflug; Behendigkeit; Erfahrung; Facharbeit; Fachmannschaft; Fachwerk; Fertigkeit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Geübtheit; Handwerk; Kniff; Kunstgriff; Praxis; Qualifikation; Routine; Sachkenntnis; Sachkunde; Sachverstand; Trick; fachmännische Können; fachmännischeKönnen

Synoniemen voor "Wissen":


Wiktionary: Wissen

Wissen
noun
  1. Kenntnis und Verständnis von Fakten, Wahrheiten und Informationen
Wissen
noun
  1. awareness, state of having been informed
  2. fact of knowing about something; understanding, familiarity with information
  3. fact of knowing something
  4. knowledge gained through study or practice
Cross Translation:
FromToVia
• Wissen → knowledge; information ↔ kennis — wat je weet of hebt geleerd
• Wissen → command; competence; competency; proficiency; skill; ken; awareness; consciousness; lucidity; realization ↔ connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître
• Wissen → knowledge ↔ savoir — Ensemble des connaissances acquises par l’étude, par l’expérience.

Verwante vertalingen van wissen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0490 seconde
Page rendered in 1.0 seconds