Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Knacks

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Knacks

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Knacks:
  2. Wiktionary:
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. knack:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Knacks (Duits) in het Engels

Knacks:

Knacks [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Knacks (Bruch)
    the kink; the crack
    • kink [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crack [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Knacks (Biß)
    the bite
    • bite [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Knacks:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bite Biß; Knacks Anbeißen; Bissen; Happen; Mundvoll
crack Bruch; Knacks Bruch; Knall; Knarren; Koryphäe; Krachen; Riß; Schuß; Spalt; Sprung
kink Bruch; Knacks Schlaufenbogen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bite anbeißen; beißen; schneiden; zubeißen
crack Häuser aufbrechen; abbrechen; abkoppeln; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; aus einander spleißen; auseinandernehmen; ballern; bersten; beschädigen; brechen; bumsen; dekodieren; donnern; ein krackendes Gelaut machen; entehen; entfesseln; entschlüsseln; entziffern; explodieren; kaputtmachen; knacken; knallen; knistern; krachen; loskoppeln; platzen; prasseln; scheiden; schmettern; spleißen; splissen; trennen; zerhacken; zerreißen; zerspringen

Synoniemen voor "Knacks":


Wiktionary: Knacks

Knacks
noun
  1. sharp sound made when solid material breaks
Cross Translation:
FromToVia
• Knacks → blow; bang ↔ klap — plotselinge, luidruchtige slag



Engels

Uitgebreide vertaling voor Knacks (Engels) in het Duits

Knacks vorm van knack:

knack [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the knack (feeling)
    Verständnis; Gemüt; Feeling; der Eindruck; die Emotion; die Empfindung; Gefühlsleben; die Gemütsempfindung; die Stimmung; die Gemütsbewegung; die Eindrücke; die Gemütserregung
  2. the knack (ability; skill; dexterity; adroitness)
    die Behendigkeit; die Geschicklichkeit; die Fertigkeit; die Geschicktheit
  3. the knack (dexterity; art; trick; )
    der Kunstgriff; die Behendigkeit; der Kniff; der Ausflug; der Trick
    • Kunstgriff [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Behendigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kniff [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ausflug [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Trick [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. the knack (ability; skill)
    die Gewandtheit
  5. the knack (trick; sleight of hand; gimmick)
    der Trick; der Kniff; der Kunstgriff
    • Trick [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kniff [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kunstgriff [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knack:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausflug ability; adroitness; agility; art; dexterity; knack; skill; trick day out; drive; excursion; feat; journey; outing; passage; pleasure-trip; short drive; tour; trick; trip; voyage
Behendigkeit ability; adroitness; agility; art; dexterity; knack; skill; trick
Eindruck feeling; knack blow; concept; conception; dent; feeling; general impression; idea; impression; insight; notion; opinion; perception; sensation; suggestion; view; vision
Eindrücke feeling; knack blow; concept; conception; dent; idea; impression; insight; notion; opinion; suggestion; view; vision
Emotion feeling; knack feeling; perception; sensation
Empfindung feeling; knack feeling; perception; sensation
Feeling feeling; knack
Fertigkeit ability; adroitness; dexterity; knack; skill handiness
Gefühlsleben feeling; knack emotional life; inner life; life of the mind
Gemüt feeling; knack character; disposition; heart; inclination; mind; nature; soul
Gemütsbewegung feeling; knack
Gemütsempfindung feeling; knack
Gemütserregung feeling; knack emotion
Geschicklichkeit ability; adroitness; dexterity; knack; skill ability; aptitude; beauty; capacity; comeliness; gift; good looks; handiness; handsomeness; ingenuity; natural ability; neatness; talent
Geschicktheit ability; adroitness; dexterity; knack; skill handiness
Gewandtheit ability; knack; skill acumen; acuteness; adeptness; briskness; cunning; discernment; handiness; intelligence; keen perception; keenness; quick-wittedness; quickness; rapidity; sagacity; sharp-mindedness; sharpness; shrewdness; slyness; tempo; trick
Kniff ability; adroitness; agility; art; dexterity; gimmick; knack; skill; sleight of hand; trick blow; dent; dodge; gimmicks; grip; handiness; lure; manoeuver; manoeuvre; ruse; stunts; trick; trickery
Kunstgriff ability; adroitness; agility; art; dexterity; gimmick; knack; skill; sleight of hand; trick dodge; grip; lure; manoeuver; manoeuvre; ruse; trick
Stimmung feeling; knack atmosphere; frame of mind; humor; humour; mood; temper
Trick ability; adroitness; agility; art; dexterity; gimmick; knack; skill; sleight of hand; trick dirty trick; dodge; gimmicks; grip; handiness; lure; manoeuver; manoeuvre; ruse; stunts; trick; trickery; viciousness
Verständnis feeling; knack brightness; cleverness; discernment; insight; intelligence; sagacity; smartness
- bent; hang

Verwante woorden van "knack":

  • knacks

Synoniemen voor "knack":


Verwante definities voor "knack":

  1. a special way of doing something1
    • he had a special knack for getting into trouble1







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0599 seconde
Page rendered in 1.0 seconds