Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: betteln

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: betteln

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. betteln:
  2. Betteln:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor betteln (Duits) in het Engels

betteln:

betteln werkwoord (bettele, bettelst, bettelt, bettelte, betteltet, gebettelt)

  1. betteln (bitten)
    to beg
    • beg werkwoord (begs, begged, begging)
  2. betteln (flehen; bitten; beten; )
    to beg; to plead; to request; to appeal; to implore; to beseech; to pray; to query; to ask
    • beg werkwoord (begs, begged, begging)
    • plead werkwoord (pleads, pleaded, pleading)
    • request werkwoord (requests, requested, requesting)
    • appeal werkwoord (appeals, appealed, appealing)
    • implore werkwoord (implores, implored, imploring)
    • beseech werkwoord (beseeches, beseeched, beseeching)
    • pray werkwoord (prays, prayed, praying)
    • query werkwoord (queries, queried, querying)
    • ask werkwoord (asks, asked, asking)
  3. betteln (beten; bitten; flehen)
    to pray; to say grace
    • pray werkwoord (prays, prayed, praying)
    • say grace werkwoord (says grace, said grace, saying grace)
  4. betteln
    cadge
  5. betteln (bitten; beten; flehen)
    to plead; to beg
    • plead werkwoord (pleads, pleaded, pleading)
    • beg werkwoord (begs, begged, begging)
  6. betteln (schmarotzen; schnorren)
    to parasitize; scrounge; sponge off; cadge; to live on one's money

Conjugations for betteln:

Präsens
  1. bettele
  2. bettelst
  3. bettelt
  4. bettelen
  5. bettelt
  6. bettelen
Imperfekt
  1. bettelte
  2. betteltest
  3. bettelte
  4. bettelten
  5. betteltet
  6. bettelten
Perfekt
  1. habe gebettelt
  2. hast gebettelt
  3. hat gebettelt
  4. haben gebettelt
  5. habt gebettelt
  6. haben gebettelt
1. Konjunktiv [1]
  1. bettele
  2. bettelest
  3. bettele
  4. bettelen
  5. bettelet
  6. bettelen
2. Konjunktiv
  1. bettelte
  2. betteltest
  3. bettelte
  4. bettelten
  5. betteltet
  6. bettelten
Futur 1
  1. werde betteln
  2. wirst betteln
  3. wird betteln
  4. werden betteln
  5. werdet betteln
  6. werden betteln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde betteln
  2. würdest betteln
  3. würde betteln
  4. würden betteln
  5. würdet betteln
  6. würden betteln
Diverses
  1. bettel!
  2. bettelt!
  3. bettelen Sie!
  5. gebettelt
  6. bettelend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor betteln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appeal Anmut; Antrag; Anziehung; Apell; Beschwerdeschrift; Bezauberung; Bitte; Bittschrift; Charme; Flehen; Forderung; Gebet; Gesuch; Rechtsmittel; Reiz; Verführung; Verlockung; Versuchung; Zauber; flehentliche Bitte
query Abfrage; Anfrage; Antrag; Begehren; Bitte; Gesuch
request Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern; Anforderung; Anfrage; Angebot; Antrag; Begehren; Bitte; Flehen; Gebet; Gesuch; HTTP-Anforderung; Interpellation; Vorschlag; flehentliche Bitte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appeal anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen Berufung einlegen; Versetz antragen; ansuchen; antragen; appellieren; beantragen; einen Antrag machen; ernennen; ersuchen; sich berufen
ask anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen ansuchen; beantragen; eine Frage stellen; einen Antrag machen; ersuchen; fragen; informieren; nachfragen
beg anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen ansuchen; beantragen; einen Antrag machen; ersuchen
beseech anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen
cadge betteln; schmarotzen; schnorren abhandenmachen; abschmeicheln; einstecken; entwenden; erbetteln; hinterziehen; klauen; rauben; stehlen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen
implore anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen
live on one's money betteln; schmarotzen; schnorren
parasitize betteln; schmarotzen; schnorren
plead anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen befürworten; plädieren; verfechten; verteidigen
pray anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen
query anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; bitten; eine Frage stellen; einen Antrag machen; ersuchen; fragen
request anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; bitten; einen Antrag machen; ersuchen; fragen
say grace beten; betteln; bitten; flehen
scrounge betteln; schmarotzen; schnorren
sponge off betteln; schmarotzen; schnorren

Synoniemen voor "betteln":


Wiktionary: betteln

betteln
verb
  1. um etwas bitten; wenn man nichts hat, jemanden anflehen, dass er einem etwas unentgeltlich gibt, was man (unter Umständen zum Überleben) braucht
    • betteln → beg
betteln
adjective
  1. depending on alms
verb
  1. to request the help of someone, ask for money
Cross Translation:
FromToVia
• betteln → beg ↔ bedelen — om een aalmoes vragen
• betteln → beg ↔ mendier — demander l’aumône.

Betteln:

Betteln [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Betteln (Schnorren; Abstauben)
    the begging; the cadging
    • begging [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cadging [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Betteln (Schnorren)
    the cadging
    • cadging [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Betteln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begging Abstauben; Betteln; Schnorren Bettelei
cadging Abstauben; Betteln; Schnorren Ablisten; Abschmeicheln; Aneignen; Schmarotzertum; Stibitzen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0354 seconde
Page rendered in 1.0 seconds