Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Schuss

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Schuss

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Schuß:
  2. Wiktionary:
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. Schuss:
    Het woord Schuss is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van engels naar duits.
    • Synoniemen voor "schuss":
      ski

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schuss (Duits) in het Engels

Schuss:


Synoniemen voor "Schuss":


Wiktionary: Schuss

Schuss
noun
  1. Abfeuern einer Waffe
  2. die Aufzeichnung eines bewegten Bildes (Video / Film)
Schuss
noun
  1. act of discharging a firearm
  2. result of launching a projectile
  3. -
verb
  1. -
Cross Translation:
FromToVia
• Schuss → woof; weft ↔ inslag — draden van het weefgetouw
• Schuss → touch; hint; dash ↔ soupçon — Petite quantité (4)

Schuß:

Schuß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schuß (Knall)
    the explosion; the detonation; the pop; the boom; the bang; the crack
    • explosion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • detonation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boom [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crack [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schuß (Spritzer; Spur)
    the dash; the splash; the squeeze; the shot
    • dash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • splash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • squeeze [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shot [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Schuß (Sprößling; Trieb)
    the sprig; the sprout; the shoot; the cutting
    • sprig [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sprout [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shoot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cutting [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Schuß (Bums; Knall; Krach; Plumps; Fall)
    the crash; the boom; the smack; the bump; the blast; the bang; the thud; the thump
    • crash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boom [the ~] zelfstandig naamwoord
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blast [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thump [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Schuß (ein wenig)
    the little dashes

Vertaal Matrix voor Schuß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß Ausbruch; Ausladung; Explosion; Hau; Klaps; Pony; Ponyfransen; Stoß; plötzlliche Enladung
blast Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß Ausbruch; Ausladung; Explosion; plötzlliche Enladung
boom Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß Aufschwung; Ausbruch; Ausladung; Blüte; Explosion; Fortschritt; Hausse; Hochkonjunktur; Steigen; Wachstum; Wuchs; Zunahme; plötzlliche Enladung
bump Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß Anprall; Anstoß; Bums; Holpern; Knall; Krach; Puff; Schlag; Stoß; Unebenheit; Verletzung; Verwundung; Zusammenstoß; leichter Stoß
crack Knall; Schuß Bruch; Knacks; Knarren; Koryphäe; Krachen; Riß; Spalt; Sprung
crash Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß Abnahme; Absturz; Bruch; Börsenkrach; Einsturz; Fall; Fallen; Kollision; Krach; Riß; Rückgang; Schrumpfung; Senkung; Sinken; Sprung; Zusammenbruch; Zusammenstoß; Zusammensturz
cutting Schuß; Sprößling; Trieb Ausgeschnittene; Kupieren; Schneiden; Schnipsel; Schnitzen; Schößling; Sproß; Sprößling; Trieb; schneidender Schmerz
dash Schuß; Spritzer; Spur Bindestrich; Gedankenstrich; Verbindungszeichen
detonation Knall; Schuß
explosion Knall; Schuß Auflösung; Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Ausladung; Explosion; Schrumpfung; plötzlliche Enladung
little dashes Schuß; ein wenig
pop Knall; Schuß Erfrischungsgetränk
shoot Schuß; Sprößling; Trieb Abknallen; Abschießen; Jagd; Jagdexpedition; Jagdpartie; Reis; Schößling; Sproß; Sprößling; Trieb; junger Zweig
shot Schuß; Spritzer; Spur Risiko
smack Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß Handschlag; Handschläge; Hieb; Klaps; Kuß; Puff; Schlag; Schmatz; Schmatzer; leichter Schlag
splash Schuß; Spritzer; Spur Guß; Klecks; Plumps; Schwall; Spritzer; Tüpfel
sprig Schuß; Sprößling; Trieb Ast; Baumzweig; Fach; Reis; Zweig; junger Zweig
sprout Schuß; Sprößling; Trieb Blüte; Schößling; Sproß; Sprößling; Trieb
squeeze Schuß; Spritzer; Spur Freundin; Liebchen; kleine Freundin
thud Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß
thump Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang ballern; bumsen; donnern; dreschen; einen Klaps geben; hart schlagen; hauen; hämmern; hämmern mit ein Hammer; knallen; krachen; rammen; schlagen; schmettern; verkloppen
blast kritisieren
boom ballern; bis Hochkonjunktur kommen; blühen; brüllen; bumsen; donnern; florieren; gedeihen; knallen; krachen; lärmen; poltern; schmettern
crack Häuser aufbrechen; abbrechen; abkoppeln; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; aus einander spleißen; auseinandernehmen; ballern; bersten; beschädigen; brechen; bumsen; dekodieren; donnern; ein krackendes Gelaut machen; entehen; entfesseln; entschlüsseln; entziffern; explodieren; kaputtmachen; knacken; knallen; knistern; krachen; loskoppeln; platzen; prasseln; scheiden; schmettern; spleißen; splissen; trennen; zerhacken; zerreißen; zerspringen
crash abfaulen; abstürzen; ausfaulen; einsinken; einstürzen; kollidieren; schiefgehen; sterben; stoßen; umkommen; untergehen; verfaulen; vergehen; verunglücken; wegfaulen; zusammenbrechen; zusammenfallen; zusammenprallen; zusammensinken; zusammenstoßen; zusammenstürzen
dash erdrücken; feinmachen; feinmahlen; kaputtschlagen; verreiben; walzen; zerbrechen; zerkleinern; zermahlen; zermalmen; zerquetschen
pop ausbeulen; ballern; bumsen; donnern; herausquellen; hervorquellen; hervorstehen; knallen; krachen; per Pop entfernen; schmettern
shoot drehen; feuern; filmen; knallen; lösen; schießen; schießen auf; verfilmen
smack dreschen; einen Klaps geben; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; schmatzen; schmatzen beim Essen; verkloppen
splash aufspritzen; planschen; platschen; plumpsen; plätschern; spritzen
sprout abstammen; aufgehen; aufkeimen; aus der Keim herauskommen; auskiemen; hervorgehen; stammen
squeeze ausdrücken; auspressen; drücken; klemmen; kneifen; knellen; pressen; quetschen; schnüren; spannen; zudrücken; zukneifen; zwicken
thump hauen; hämmern; knuffen; puffen; rammen; schlagen; stoßen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cutting beißend; bissig; mit schneidender Stimme; scharf; schneidend; spitzig; stachlig; stechend
shot geexicutierd; todgeschossen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang Bum
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
blast sprengen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blast entsetzlich; furchtbar; fürchterlich; gewaltig; grauenerregend; grausig; gräßlich; jammervoll; mörderisch; schauderhaft; scheußlich; schrecken erregend; schrecklich; schändlich; teuflisch; tierisch; verteufelt
sprout ausgewachsen

Computer vertaling door derden:


Engels

Uitgebreide vertaling voor Schuss (Engels) in het Duits

schuss:


Synoniemen voor "schuss":


Verwante definities voor "schuss":

  1. ski downhill1

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0972 seconde
Page rendered in 1.0 seconds