Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Notfall

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Notfall

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Notfall:
- emergency; emergency caste; urgent matter
Wiktionary:
- Notfall → emergency
- Notfall → casualty, emergency

Duits

Uitgebreide vertaling voor Notfall (Duits) in het Engels

Notfall:

Notfall [der ~] zelfstandig naamwoord

der Notfall (Dringlichkeitsfall; dringende Fall)
the emergency; the emergency caste; the urgent matter
- emergency [the ~] zelfstandig naamwoord
- emergency caste [the ~] zelfstandig naamwoord
- urgent matter [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Notfall:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
emergency	Dringlichkeitsfall; Notfall; dringende Fall	Notsache; elementare Sache
emergency caste	Dringlichkeitsfall; Notfall; dringende Fall
urgent matter	Dringlichkeitsfall; Notfall; dringende Fall

Synoniemen voor "Notfall":

Notlage; Notsituation

Wiktionary: Notfall

Notfall

noun

plötzliche, gefährliche Situation
- Notfall → emergency

Notfall

noun

situation requiring urgent assistance
- emergency → Notstand; Notlage; Notfall

Cross Translation:

From	To	Via
• Notfall	→ casualty; emergency	↔ urgence — Service hospitalier.

Engels

Uitgebreide vertaling voor Notfall (Engels) in het Duits

Notfall: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

not: nicht
fall: sterben; umkommen; entschlafen; zugrunde gehen; im Sterben liegen; stürzen; fliegen; stolpern; hinfallen; purzeln; ausrutschen; straucheln; Herbst; kippen; taumeln; umfallen; umkippen; Abnahme; Senkung; Fallen; Schrumpfung; Sinken; Stürzen; während der Landung aufsetzen; setzen; fallen; segeln; senken; sinken; einschlafen; durchfallen; sausen; einpacken; versenken; versinken; abrutschen; zinken; sickern; verzinken; einstürzen; herunterrutschen; einsacken; einnicken; einsinken; galvanisieren; einschlummern; durchrasseln; herabsacken; aus Zink; enden; hinkommen; hingelangen; Schwäche; Rückgang; Zusammenbruch; Flaute; Rückfall; Depression; Einsturz; Niedergang; Einstürzen; Verringerung; Verminderung; untergehen; Herbstzeit; Rabatt; werfen; Skonto; Ermäßigung; Nachlaß; schmeißen; Reduzierung; Rezession; Reduktion; Herabsetzung; Preissenkung; Baisse; Konjunkturrückgang; Hinfallen; Niederfallen; hinein stürzen; hinein fallen