Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gehörlos:
  2. Wiktionary:
    • gehörlos → deaf


Duits

Uitgebreide vertaling voor gehörlos (Duits) in het Engels

gehörlos:

gehörlos bijvoeglijk naamwoord

  1. gehörlos (taub; hörbehindert)
    deaf
    • deaf bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor gehörlos:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deaf gehörlos; hörbehindert; taub

Synoniemen voor "gehörlos":


Wiktionary: gehörlos

gehörlos
adjective
  1. ohne Gehör seiend, taub
    • gehörlosdeaf
gehörlos
adjective
  1. unable to hear