Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. anreihen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor anreihen (Duits) in het Engels

anreihen:

anreihen werkwoord

  1. anreihen (aufreien; schnüren)
    to lace; to string; to tack up; to tie; to cant
    • lace werkwoord (laces, laced, lacing)
    • string werkwoord (strings, stringed, stringing)
    • tack up werkwoord (tacks up, tacked up, tacking up)
    • tie werkwoord (ties, tied, tying)
    • cant werkwoord (cants, canted, canting)

Vertaal Matrix voor anreihen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lace Besatz; Beschlag; Borte; Fransenborte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Spitze; Spitzenarbeit; Spitzenkante; Spitzenklöppelei; Streifen; Tresse
string Abfolge; Aneinanderreihung; Bindfaden; Bindfäden; Erkettung; Faden; Folge; Garn; Kette; Reihe; Reihenfolge; Saite; Serie; Verkettung; Zeichenfolge
tie Halstuch; Klotz am Bein; Knöpfe; Krawatte; Schal; Schlips
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cant anreihen; aufreien; schnüren heuchelen
lace anreihen; aufreien; schnüren
string anreihen; aufreien; schnüren einschnüren; schnüren; zuschnüren
tack up anreihen; aufreien; schnüren
tie anreihen; aufreien; schnüren anbinden; anketten; anknöpfen; befestigen; binden; den Mund verbieten; erpressen; fesseln; festbinden; festknöpfen; festknüpfen; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; ketten; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schnüren; verknoten; zurren; zusammenbinden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lace aus Spitze

Wiktionary: anreihen


Cross Translation:
FromToVia
anreihen string; thread aanrijgen — aan een draad rijgen