Manko: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Manko:
- shortage; flaw; gap; lacuna; hiatus; void; blank
Wiktionary:
- Manko → deficit, shortcoming
- Manko → shortfall, inadequacy, insufficiency, scarcity, absence, lack, shortage, shortcoming, deficiency, defect, flaw, gap, want, deprivation, fault, imperfection, impairment

Duits

Uitgebreide vertaling voor Manko (Duits) in het Engels

Manko (Fehlmenge; Mangel; Fehlbetrag)
the shortage
- shortage [the ~] zelfstandig naamwoord
Manko (Hinfälligkeit; Mangel; Schwäche; Schwachheit; Ermangelung; Kränklichkeit)
the flaw; the gap
- flaw [the ~] zelfstandig naamwoord
- gap [the ~] zelfstandig naamwoord
Manko (Lücke; Mangel; Leere)
the lacuna; the hiatus; the void; the gap; the blank
- lacuna [the ~] zelfstandig naamwoord
- hiatus [the ~] zelfstandig naamwoord
- void [the ~] zelfstandig naamwoord
- gap [the ~] zelfstandig naamwoord
- blank [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blank	Leere; Lücke; Mangel; Manko	Formular; Hiatus; Leere; Leerheit; Öde
flaw	Ermangelung; Hinfälligkeit; Kränklichkeit; Mangel; Manko; Schwachheit; Schwäche	Bruch; Brüller; Falschheit; Fehler; Fehlschlag; Irrtum; Krankheit; Leiden; Riß; Schnitzer; Sprung; Versehen; Übel
gap	Ermangelung; Hinfälligkeit; Kränklichkeit; Leere; Lücke; Mangel; Manko; Schwachheit; Schwäche	Einschnitt; Falz; Furche; Hiatus; Interim; Kerbe; Riß; Schlitz; Spalte; Unterbrechung; Zwischenraum; Zwischenzeit
hiatus	Leere; Lücke; Mangel; Manko	Hiatus
lacuna	Leere; Lücke; Mangel; Manko	Hiatus
shortage	Fehlbetrag; Fehlmenge; Mangel; Manko	Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Kargheit; Knappheit; Mangel; Spärlichkeit; Ärmlichkeit
void	Leere; Lücke; Mangel; Manko	Hohlraum; Leere; Leerheit; Vakuum; Öde
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
void		stornieren
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blank		ausdruckslos; blanko; blaß; bleich; entsetzt; erstaunt; geistlos; hohl; inhaltslos; leer; nicht eingefüllt; ohne Aufgabe; ohne Auftrag; sprachlos; unausgefüllt; unbeschrieben; unlackiert; verblüfft; weiß
void		minimal; nichtig; ungültig

Manko

noun

Manko

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Manko	→ shortfall; inadequacy; insufficiency; scarcity; absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want	↔ insuffisance — état de ce qui est insuffisant.
• Manko	→ absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want	↔ manque — absence, défaut, fait de manquer.
• Manko	→ deprivation; absence; lack; shortage; shortcoming; deficiency; defect; flaw; gap; want	↔ privation — perte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.
• Manko	→ fault; defect; flaw; deficiency; imperfection; impairment	↔ vice — Défaut.