Stillend: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

stillen:
- quench; alleviate; suckle; nurse; breastfeed a baby; staunch; stop; satisfy; suffice; provide gratification; appease; please; satiate; fill; to eat one's fill
Wiktionary:
- stillen → allay, calm, quieten, breastfeed, nurse, quench, suckle
- stillen → breastfeed, suckle, nurse

Duits

Uitgebreide vertaling voor stillend (Duits) in het Engels

stillend vorm van stillen:

stillen werkwoord (stille, stillst, stillt, stillte, stilltet, gestillt)

stillen (löschen)
to quench; to alleviate
- quench werkwoord (quenches, quenched, quenching)
- alleviate werkwoord (alleviates, alleviated, alleviating)
stillen (säugen)
to suckle; to nurse; to breastfeed a baby
- suckle werkwoord (suckles, suckled, suckling)
- nurse werkwoord (nurses, nursed, nursing)
- breastfeed a baby werkwoord (breastfeeds a baby, breastfed a baby, breastfeeding a baby)
stillen (Blut stillen)
to staunch; to stop
- staunch werkwoord (staunchs, staunched, staunching)
- stop werkwoord (stops, stopped, stopping)
stillen (zufriedenstellen; genügen; befriedigen)
to satisfy; to suffice; provide gratification; to appease; to please
- satisfy werkwoord (satisfies, satisfied, satisfying)
- suffice werkwoord (suffices, sufficed, sufficing)
- provide gratification werkwoord
- appease werkwoord (appeases, appeased, appeasing)
- please werkwoord (pleases, pleased, pleasing)
stillen (zufriedenstellen; befriedigen)
to satiate; to satisfy; to fill; to eat one's fill
- satiate werkwoord (satiates, satiated, satiating)
- satisfy werkwoord (satisfies, satisfied, satisfying)
- fill werkwoord (fills, filled, filling)
- to eat one's fill werkwoord

Conjugations for stillen:

Präsens

stille
stillst
stillt
stillen
stillt
stillen

Imperfekt

stillte
stilltest
stillte
stillten
stilltet
stillten

Perfekt

habe gestillt
hast gestillt
hat gestillt
haben gestillt
habt gestillt
haben gestillt

1. Konjunktiv [1]

stille
stillest
stille
stillen
stillet
stillen

2. Konjunktiv

stillte
stilltest
stillte
stillten
stilltet
stillten

Futur 1

werde stillen
wirst stillen
wird stillen
werden stillen
werdet stillen
werden stillen

1. Konjunktiv [2]

würde stillen
würdest stillen
würde stillen
würden stillen
würdet stillen
würden stillen

Diverses

still!
stillt!
stillen Sie!
gestillt
stillend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor stillen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fill		Füllung
nurse		Amme; Aufseher; Babysitter; Betreuer; Krankenpfleger; Krankenpflegerin; Krankenschwester; Schwester; Schwesterchen; Tierpfleger
stop		Aufenthalt; Aufschub; Ausstand; Halt; Haltestelle; Stillstand; Stop; Stopp
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
alleviate	löschen; stillen
appease	befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen
breastfeed a baby	stillen; säugen
fill	befriedigen; stillen; zufriedenstellen	Platz einnehmen; Raum einnehmen; abfüllen; anfüllen; auffüllen; ausfüllen; füllen; gießen; plombieren; vollgießen; vollpumpen; vollschenken; vollschütten
nurse	stillen; säugen	einflößen; eingeben; für etwas sorgen; knuddeln; kuscheln; pflegen; schmusen; sorgen; streicheln; verordnen; verpflegen; versorgen
please	befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen	abfinden; amüsieren; angenehm machen; befriedigen; belieben; belustigen; erfreuen; ergötzen; gefallen; genügen; gutdünken; sichfreuen; unterhalten; zufriedenstellen
provide gratification	befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen
quench	löschen; stillen	ernähren; erquicken; laben
satiate	befriedigen; stillen; zufriedenstellen	befriedigen; den Hunger stillen; genügen; sättigen; zufriedenstellen
satisfy	befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen	befriedigen; den Hunger stillen; genügen; sättigen; zufriedenstellen
staunch	Blut stillen; stillen
stop	Blut stillen; stillen	Einhalt gebieten; abbremsen; abdichten; abhalten; abmachen; absetzen; abstellen; abstoppen; anhalten; aufhalten; aufhören; ausscheiden; aussetzen; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; bremsen; dichten; einstellen; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; etwas aufgeben; festfahren; festlegen; festsetzen; halten; hapern; hemmen; hindern; hinhalten; hintertreiben; isolieren; konterkarieren; schließen; sstoppen; stagnieren; stehenbleiben; stillsetzen; stocken; stopfen; stoppen; stutzen; vereinbaren; verspäten; verzichten; verzögern; zum Stillstand bringen; zurückhalten; zurücktreten
suckle	stillen; säugen
suffice	befriedigen; genügen; stillen; zufriedenstellen	ausreichen; genügen; langen; zufriedenstellen
to eat one's fill	befriedigen; stillen; zufriedenstellen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
staunch		beharrlich; beständig; dauerhaft; eisern; fest; sicher; standhaft; unerschütterlich
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
please		ach; bitte sehr

Synoniemen voor "stillen":

Wiktionary: stillen

stillen

verb

(transitiv) etwas (meist Bedürfnisse) beruhigen, abschwächen
- stillen → allay; calm; quieten
einem Kind die Muttermilch geben
- stillen → breastfeed

stillen

verb

to breast feed
- nurse → stillen
feed a baby milk via the breasts
- breastfeed → stillen
satisfy thirst
- quench → stillen
to give suck to
- suckle → stillen

Cross Translation:

From	To	Via
• stillen	→ breastfeed	↔ borst — de borst geven
• stillen	→ suckle; nurse	↔ zogen — het te drinken geven van moedermelk
• stillen	→ breastfeed; suckle	↔ allaiter — nourrir de son lait.

Engels

Uitgebreide vertaling voor stillend (Engels) in het Duits

stillend: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

still: noch; nachträglich; hinterher; allerdings; doch; aber; allein; leise; jedoch; obwohl; obgleich; ruhig; sanft; herzlich; still; freundlich; friedlich; sympathisch; zugänglich; liebenswürdig; friedfertig; seren; kalm; freundschaftlich; entgegenkommend; geruhsam; unbewegt; jovial; friedliebend; Destilierkessel; Destillatkessel
end: abbrechen; fertigstellen; vollenden; fertigmachen; fertigbringen; fertigkriegen; kommen; geraten; hingeraten; Abschluß; Ende; Beendigung; Beendung; erledigen; fertig bringen; Ablauf; Beschluß; Auslauf; Ausklang; Endpunkt; Endlauf; Endkampf; Schluß; ablaufen; zu Ende laufen; halten; entscheiden; bestimmen; vereinbaren; schließen; aufhören; anhalten; beenden; festlegen; beschließen; enden; abmachen; festsetzen; abschließen; zu Ende gehen; Entfernung; Distanz; Abstand; abstoppen; sstoppen; einschränken; beschränken; begrenzen; eindämmen; auflegen; Gespräch beenden
End: Ende; Auflegen

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: stillend

Uitgebreide vertaling voor stillend (Duits) in het Engels

stillend vorm van stillen:

stillen werkwoord (stille, stillst, stillt, stillte, stilltet, gestillt)

stillen (löschen)

stillen (säugen)

stillen (Blut stillen)

stillen (zufriedenstellen; genügen; befriedigen)

stillen (zufriedenstellen; befriedigen)

Conjugations for stillen:

Präsens

Imperfekt

Perfekt

1. Konjunktiv [1]

2. Konjunktiv

Futur 1

1. Konjunktiv [2]

Diverses

Vertaal Matrix voor stillen:

Synoniemen voor "stillen":

Wiktionary: stillen

Uitgebreide vertaling voor stillend (Engels) in het Duits

stillend: (*Woord en zin splitter gebruikt)

stillend: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}