Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: beschneiden

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: beschneiden

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. beschneiden:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor beschneiden (Duits) in het Engels

beschneiden:

beschneiden werkwoord (beschneide, beschneidest, beschneidet, beschnitt, beschnittet, beschnitten)

  1. beschneiden
    to circumcise
    • circumcise werkwoord (circumcises, circumcised, circumcising)
  2. beschneiden
    to clip
    – To cut off the portion of a displayed image that lies beyond a certain boundary, such as the edge of a window or a bounding box. 1
    • clip werkwoord (clips, clipped, clipping)
  3. beschneiden (kürzen; schneiden; abkürzen)
    to prune; to trim; to cut back; to pare
    • prune werkwoord (prunes, pruned, pruning)
    • trim werkwoord (trims, trimmed, trimming)
    • cut back werkwoord (cuts back, cut back, cutting back)
    • pare werkwoord (pares, pared, paring)
  4. beschneiden (beschränken; limitieren; begrenzen; )
    to confine; to limit; to reduce; to cut back
    • confine werkwoord (confines, confined, confining)
    • limit werkwoord (limits, limited, limiting)
    • reduce werkwoord (reduces, reduced, reducing)
    • cut back werkwoord (cuts back, cut back, cutting back)

Conjugations for beschneiden:

Präsens
  1. beschneide
  2. beschneidest
  3. beschneidet
  4. beschneiden
  5. beschneidet
  6. beschneiden
Imperfekt
  1. beschnitt
  2. beschnittst
  3. beschnitt
  4. beschnitten
  5. beschnittet
  6. beschnitten
Perfekt
  1. habe beschnitten
  2. hast beschnitten
  3. hat beschnitten
  4. haben beschnitten
  5. habt beschnitten
  6. haben beschnitten
1. Konjunktiv [1]
  1. beschneide
  2. beschneidest
  3. beschneide
  4. beschneiden
  5. beschneidet
  6. beschneiden
2. Konjunktiv
  1. beschnitte
  2. beschnittest
  3. beschnitte
  4. beschnitten
  5. beschnittet
  6. beschnitten
Futur 1
  1. werde beschneiden
  2. wirst beschneiden
  3. wird beschneiden
  4. werden beschneiden
  5. werdet beschneiden
  6. werden beschneiden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beschneiden
  2. würdest beschneiden
  3. würde beschneiden
  4. würden beschneiden
  5. würdet beschneiden
  6. würden beschneiden
Diverses
  2. beschneidet!
  3. beschneiden Sie!
  5. beschnitten
  6. beschneidend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beschneiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clip Clip; Klammer; Klammerhaken; Klaps; Klemme; Klemmhefter; Multimediaclip; Schurwolle; Zange; leichter Schlag
limit Begrenzung; Beschränkung; Grenze; Grenzwert; Limit; Äußerste
prune Pflaume
trim Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circumcise beschneiden
clip beschneiden beschränken; das Haar kurz schneiden lassen; die Flügel stutzen; einkürzen; einschränken; köpfen; kürzen; kürzermachen; rasieren; schlagen; schmälern; schneiden; stutzen; verkleinern; verknappen; verkürzen
confine abgrenzen; absperren; abzäunen; begrenzen; beschneiden; beschränken; eindämmen; einschränken; einsäumen; limitieren; umzäunen einschränken
cut back abgrenzen; abkürzen; absperren; abzäunen; begrenzen; beschneiden; beschränken; eindämmen; einschränken; einsäumen; kürzen; limitieren; schneiden; umzäunen
limit abgrenzen; absperren; abzäunen; begrenzen; beschneiden; beschränken; eindämmen; einschränken; einsäumen; limitieren; umzäunen begrenzen; beschränken; eindämmen; einschränken
pare abkürzen; beschneiden; kürzen; schneiden kürzen; schneiden; stutzen
prune abkürzen; beschneiden; kürzen; schneiden
reduce abgrenzen; absperren; abzäunen; begrenzen; beschneiden; beschränken; eindämmen; einschränken; einsäumen; limitieren; umzäunen ableiten; abpreisen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; lang einkochen zum eindicken; mindern; minimalisieren; mäßigen; niedriger machen; reduzieren; schrumpfen; schwinden; senken; verkleinern; verlegen; vermindern; verringern; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; zurückführen; zusammenschrumpfen
trim abkürzen; beschneiden; kürzen; schneiden abschneiden; aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; beschränken; besetzen; das Haar kurz schneiden lassen; dekorieren; die Flügel stutzen; einkürzen; einschränken; falbeln; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; herausputzen; kürzen; kürzermachen; minimalisieren; rasieren; reduzieren; schminken; schmälern; schmücken; schneiden; stutzen; verkleinern; verknappen; verkürzen; verzieren; vollenden; zieren; zuschneiden

Synoniemen voor "beschneiden":


Wiktionary: beschneiden

beschneiden
  1. Körperteile (meist Schwanz) von Tieren abtrennen
  2. Pflanzenteile zu Zwecken der Gesundheit oder Ästhetik der Pflanze abtrennen
  3. Entfernung der Vorhaut des männlichen Penis. Medizinischen oder religiösen Ursprungs.
beschneiden
verb
  1. to reduce
  2. to limit or restrict
  3. to shorten or abridge
  4. to remove the foreskin from the penis
  5. (figuratively) cut down or shorten
Cross Translation:
FromToVia
• beschneiden → cut ↔ besnoeien — in aantal doen verminderen
• beschneiden → circumcise ↔ besnijden — de voorhuid van de penis wegsnijden

Beschneiden:


Synoniemen voor "Beschneiden":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0562 seconde
Page rendered in 1.0 seconds