Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: abfahren

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: abfahren

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. abfahren:
  2. Abfahren:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor abfahren (Duits) in het Engels

abfahren:

abfahren werkwoord

  1. abfahren (abreisen; losfahren; ausfahren; )
    to depart; to leave; to take off; to go away
    • depart werkwoord (departs, departed, departing)
    • leave werkwoord (leaves, left, leaving)
    • take off werkwoord (takes off, took off, taking off)
    • go away werkwoord (goes away, went away, going away)
  2. abfahren (abreisen; fortreisen; fortfahren; wegfahren; wegreisen)
    to leave; to grease; to depart; leave for; to take off; to smear; to sail; to set out; to rub in; to travel; to start
    • leave werkwoord (leaves, left, leaving)
    • grease werkwoord (greases, greased, greasing)
    • depart werkwoord (departs, departed, departing)
    • leave for werkwoord
    • take off werkwoord (takes off, took off, taking off)
    • smear werkwoord (smears, smeared, smearing)
    • sail werkwoord (sails, sailed, sailing)
    • set out werkwoord (sets out, set out, setting out)
    • rub in werkwoord (rubs in, rubbed in, rubbing in)
    • travel werkwoord (travels, travelled, travelling)
    • start werkwoord (starts, started, starting)
  3. abfahren (wegfahren; losfahren)
    to sail away; to leave; to depart; to take off
    • sail away werkwoord (sails away, sailed away, sailing away)
    • leave werkwoord (leaves, left, leaving)
    • depart werkwoord (departs, departed, departing)
    • take off werkwoord (takes off, took off, taking off)
  4. abfahren (wegfahren; losfahren; davonfahren)
    to drive away
    • drive away werkwoord (drives away, drove away, driving away)

abfahren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. abfahren (Abfahrt; abreisen)
    the departure; the sailing; the departing; the putting to sea; the starting; the taking off; the leaving; the going away

Vertaal Matrix voor abfahren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
depart Abfahren; Abreisen; Weggehen
departing Abfahrt; abfahren; abreisen Abfahrt; Abreise
departure Abfahrt; abfahren; abreisen Abfahrt; Abreise
going away Abfahrt; abfahren; abreisen Abfahrt; Abreise
grease Fett; Schmalz; Schmiere; Öl
leave Abfahren; Abreisen; Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag; Weggehen
leaving Abfahrt; abfahren; abreisen Abfahrt; Abreise; Ausscheidung; Austritt; Fortgehen; Gehen; Kündigung; Verlassen; Verschwinden; Weg gehen; von etwas Absehen
putting to sea Abfahrt; abfahren; abreisen
sailing Abfahrt; abfahren; abreisen Abfahrt; Abreise; Segelsport
smear Ausstrich; Fleck; Flecken; Klecks
start Anfang; Anfangen; Anreiz; Anstoß; Beginn; Einleitung; Eröffnung; Initiative; Start
starting Abfahrt; abfahren; abreisen Abfahrt; Abreise; Anfangen; Angehen; Anheben; Anschneiden; Anstimmen; Einsetzen
taking off Abfahrt; abfahren; abreisen Abfahrt; Abreise
travel Reise
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
depart abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen
drive away abfahren; davonfahren; losfahren; wegfahren ausstossen; verbannen
go away abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abhauen; abkratzen; abreisen; abzischen; abzwitschen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; sich zum Teufel scheren; verlassen; wegfahren; wegreisen
grease abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen abschmieren; einfetten; einreiben; einschmieren; fetten; schmieren; ölen
leave abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abgeben; abliefern; abreisen; aufbrechen; ausscheiden; austreten; besorgen; bestellen; bringen; fortgehen; fortreisen; im Stich lassen; ins Haus liefern; liefern; seineZelteabbrechen; senden; sich entfernen; sich zurückziehen; verlassen; wegfahren; weggehen; wegreisen; zustellen; übriglassen
leave for abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen
rub in abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen abschmieren; ausreiben; einfetten; einschmieren; fetten; jemandem die Fehler aufzeigen; schmieren; ölen
sail abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen ansteuern; ausfahren; auslaufen; befahren; besegeln; lavieren; navigieren; segeln; steuern; zuhalten auf
sail away abfahren; losfahren; wegfahren absegeln; aussegeln
set out abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen absetzen; abstellen; ausmachen; ausschalten; bereiten; bereitstellen; stillsetzen; stoppen; vorbereiten; zum Stillstand bringen
smear abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen abschmieren; anschmieren; beklecksen; beschmieren; einfetten; einschmieren; fetten; lästern; schmieren; verläumden; ölen
start abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen abheben; akzelerieren; anfangen; angehen; anheben; anlaufen; anschalten; ansteigen; antreten; anziehen; aufbrechen; aufführen; aufnehmen; aufrücken; aufstauben; aufsteigen; aufwallen; aufwehen; aufwerfen; aufwirbeln; aufziehen; ausschiffen; beginnen; beim publikum einführen; davontragen; einführen; einleiten; einläuten; einschalten; einschnauben; einschnupfen; einsetzen; emporsteigen; erheben; errichten; ersteigen; heben; heraufkommen; heraufsteigen; herausquellen; hereinführen; hinaufgehen; hinaufkommen; hinaufsteigen; hinführen; hissen; hochkrempeln; hochsteigen; hochziehen; lancieren; sichheben; sprudeln; starten; steigen; steigern; verkehren; verwirken; vorstellen; wallen
take off abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abhandeln; abheben; abwickeln; akzelerieren; anfangen; angehen; anheben; anlaufen; ansteigen; antreten; anziehen; aufbrechen; aufführen; aufnehmen; aufrücken; aufstauben; aufsteigen; aufwallen; aufwehen; aufwerfen; aufwirbeln; aufziehen; auskleiden; ausziehen; beginnen; beilegen; davontragen; einläuten; einschnauben; einschnupfen; einsetzen; emporsteigen; entblößen; entkleiden; erheben; errichten; ersteigen; freimachen; heben; heraufkommen; heraufsteigen; herausquellen; hinaufgehen; hinaufkommen; hinaufsteigen; hissen; hochkrempeln; hochsteigen; hochziehen; kopieren; nachahmen; schlichten; sichheben; sprudeln; starten; steigen; steigern; verkehren; vervielfältigen; verwirken; wallen
travel abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen ablegen; herumreisen; reisen; umherreisen; zurücklegen

Synoniemen voor "abfahren":


Wiktionary: abfahren

abfahren
  1. (intransitiv) sich fahrend von einem Ort wegbegeben, davonfahren, wegfahren
Cross Translation:
FromToVia
• abfahren → leave; drive away; drive off; start off; start; absent onself; depart; go away; absent onself from; discharge; fire; fire off; start out; set off; set going ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase :

Abfahren:

Abfahren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abfahren (Weggehen; Abreisen)
    the leave; the depart
    • leave [the ~] zelfstandig naamwoord
    • depart [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abfahren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
depart Abfahren; Abreisen; Weggehen
leave Abfahren; Abreisen; Weggehen Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
depart abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen; ölen
leave abfahren; abgeben; abliefern; abreisen; aufbrechen; ausfahren; ausscheiden; austreten; besorgen; bestellen; bringen; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortgehen; fortreisen; im Stich lassen; ins Haus liefern; liefern; losfahren; schmieren; seineZelteabbrechen; senden; sich entfernen; sich zurückziehen; verlassen; wegfahren; weggehen; wegreisen; zustellen; ölen; übriglassen

Verwante vertalingen van abfahren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0742 seconde
Page rendered in 1.0 seconds