Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Bruch

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Bruch

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Bruch:
  2. Wiktionary:
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. Bruch:
    Het woord Bruch is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van engels naar duits.
    • Synoniemen voor "bruch":
      Bruch; Max Bruch; composer

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bruch (Duits) in het Engels

Bruch:

Bruch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bruch (Riß; Sprung)
    the crack; the flaw; the cracking; the crash
    • crack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flaw [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cracking [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crash [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Bruch (Fraktur)
    the fracture; the break
    • fracture [the ~] zelfstandig naamwoord
    • break [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Bruch (Abfall; Trümmer; Schutt)
    the waste; the rubbish; the refuse; the litter
    • waste [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rubbish [the ~] zelfstandig naamwoord
    • refuse [the ~] zelfstandig naamwoord
    • litter [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Bruch (Knacks)
    the kink; the crack
    • kink [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crack [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Bruch (Schacht; Mine; Steinbruch; )
    the mineshaft; the pit; the mine
    • mineshaft [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mine [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Bruch (Trennung; Scheidung; Einschnitt; Unterbrechung; Teilung)
    the separation; the segregation; the divorce; the division; the partition
  7. der Bruch (Abbruch; Trennung; Unterbrechung)
    the breaking; the breaks
    • breaking [the ~] zelfstandig naamwoord
    • breaks [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. der Bruch (Zahnbruch; Fraktur)
    the fraction
    • fraction [the ~] zelfstandig naamwoord
  9. der Bruch (Entwirrung; Trennung; Teilung; Scheidung)
    the disentanglement

Vertaal Matrix voor Bruch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
break Bruch; Fraktur Arbeitspause; Ausbruch; Ausspannung; Entkommen; Entspannung; Entwischen; Erholung; Erholungspause; Essenszeit; Flucht; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Spielzeit; Unterbrechung
breaking Abbruch; Bruch; Trennung; Unterbrechung Brüche; Zerstörung
breaks Abbruch; Bruch; Trennung; Unterbrechung Bruchteilen; Fraturen
crack Bruch; Knacks; Riß; Sprung Knall; Knarren; Koryphäe; Krachen; Schuß; Spalt
cracking Bruch; Riß; Sprung Geknirsch; Geknister; Spaltung; Zerteilung
crash Bruch; Riß; Sprung Abnahme; Absturz; Bums; Börsenkrach; Einsturz; Fall; Fallen; Knall; Kollision; Krach; Plumps; Rückgang; Schrumpfung; Schuß; Senkung; Sinken; Zusammenbruch; Zusammenstoß; Zusammensturz
disentanglement Bruch; Entwirrung; Scheidung; Teilung; Trennung
division Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung Abschnitt; Abteilung; Abzweigung; Brigade; Division; Gabelung; Geschäftsbereich; Geschäftsstelle; Hauptgruppe; Sektion; Truppe; Uneinigkeit; Vernichtigung; Vertilgung; Verzweigung; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte
divorce Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung Ehescheidung; Scheidung
flaw Bruch; Riß; Sprung Brüller; Ermangelung; Falschheit; Fehler; Fehlschlag; Hinfälligkeit; Irrtum; Krankheit; Kränklichkeit; Leiden; Mangel; Manko; Schnitzer; Schwachheit; Schwäche; Versehen; Übel
fraction Bruch; Fraktur; Zahnbruch Teil
fracture Bruch; Fraktur
kink Bruch; Knacks Schlaufenbogen
litter Abfall; Bruch; Schutt; Trümmer Streusel
mine Bergwerk; Bruch; Furche; Grube; Hohlräume; Höhlung; Mine; Schacht; Steinbruch Bergwerk; Grube; Steinbruch
mineshaft Bergwerk; Bruch; Furche; Grube; Hohlräume; Höhlung; Mine; Schacht; Steinbruch
partition Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung Abdichten; Abschliessen; Absonderung; Abtrennung; Datenträgerpartition; Dichten; Drahtgitter; Einzäunung; Gatter; Gitter; Gitterzaun; Partition; Querschuß; Schliessen; Trennung; Umzäunung; Vergitterung; Vernichtigung; Vertilgung; Zaun; Zwischenmauer
pit Bergwerk; Bruch; Furche; Grube; Hohlräume; Höhlung; Mine; Schacht; Steinbruch Bergwerk; Grube; Kern; Sprunggrube; Steinbruch
refuse Abfall; Bruch; Schutt; Trümmer Abschaum; Ausschuß; Auswurf; Schund
rubbish Abfall; Bruch; Schutt; Trümmer Abfall; Blödsinn; Firlefanz; Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch; Klatschen; Koller; Kram; Larifari; Müll; Quatsch; Rommel; Rückständigkeit; Schund; Schwachsinnigkeit; Schwatz; Schwatzerei; Schweinerei; Torheit; Unsinn; Unsinnigkeit; Wahnsinn; Zurückgebliebenheit; dummes Zeug
segregation Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung
separation Bruch; Einschnitt; Scheidung; Teilung; Trennung; Unterbrechung Absonderung; Abtrennung; Isolierung; Trennung
waste Abfall; Bruch; Schutt; Trümmer Abfall; Kohlengrus; Vergeudung; Verschwendung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
break aufbrechen; beschädigen; brechen; dämmern; einwerfen; entweihen; entzwei gehen; in Stücke brechen; kaput machen; kaputt gehen; kaputtmachen; kaputtschlagen; knacken; sabotieren; sich schlecht benehmen; tagen; vorsätzlich kaputtmachen; zerbrechen; zerschlagen; zerstören; zertrümmern
crack Häuser aufbrechen; abbrechen; abkoppeln; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; aus einander spleißen; auseinandernehmen; ballern; bersten; beschädigen; brechen; bumsen; dekodieren; donnern; ein krackendes Gelaut machen; entehen; entfesseln; entschlüsseln; entziffern; explodieren; kaputtmachen; knacken; knallen; knistern; krachen; loskoppeln; platzen; prasseln; scheiden; schmettern; spleißen; splissen; trennen; zerhacken; zerreißen; zerspringen
crash abfaulen; abstürzen; ausfaulen; einsinken; einstürzen; kollidieren; schiefgehen; sterben; stoßen; umkommen; untergehen; verfaulen; vergehen; verunglücken; wegfaulen; zusammenbrechen; zusammenfallen; zusammenprallen; zusammensinken; zusammenstoßen; zusammenstürzen
divorce abkoppeln; aus einander spleißen; loskoppeln; scheiden; spleißen; splissen; trennen
fracture brechen; entzwei gehen; in Stücke brechen; zerbrechen
litter entbinden; gebären; zur Welt bringen
refuse ablehnen; abschlagen; abstoßen; abweisen; ausschlagen; verwerfen; zurückweisen
waste bummeln; etwas beschädigen; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verprassen; verschwenden; vertrödeln; vertun; wegschmeißen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
breaking es tagt
rubbish etwas wertloses

Synoniemen voor "Bruch":


Wiktionary: Bruch

Bruch
noun
  1. ein baumbestandenes Sumpfgelände, Überflutungsgelände
  2. Mathematik: die Darstellung eines Quotienten von Termen, insbesondere von ganzen Zahlen, bei der man einen zumeist horizontalen horizontalen Bruchstrich zieht, über diesem als Zähler den Dividenden schreibt und unterhalb als Nenner den Divisor.
  3. Geologie: eine Verwerfung, eine Störungszone
  4. kurz für: ein Steinbruch
  5. synonym für: zerbrochene und damit meist in ihrem Wert geminderte Ware
  6. ein einhalten einer Vereinbarung, Vertrages, Übereinkunft
  7. Anatomie: ein Eingeweidebruch bei Menschen und Tieren
  8. Anatomie: eine Knochenfraktur bei Menschen und Tieren
  9. das körperliche Brechen, Zertrennen eines Gegenstandes; Materials; der Ort des Brechens; ein Auseinandergehen, Trennen im weitesten Sinne von Gegenständen, Materialien, Verbindungen, Zusammenschlüssen
Bruch
noun
  1. part of the body protruding abnormally through a tear or opening in an adjacent part
  2. act of breaking, or something broken
  3. arithmetic: ratio
  4. instance of breaking something into pieces
  5. breaking up of amicable relations
  6. gap
  7. figuratively: the act of breaking
  8. burst or split
  9. social break
Cross Translation:
FromToVia
• Bruch → fraction ↔ breuk — de uitkomst (quotiënt) van een deling van twee of meer gehele getallen
• Bruch → damage; average ↔ avarie — marine|fr dommage survenir à un bâtiment ou aux marchandises dont il charger.
• Bruch → breach; gap ↔ brèche — Traductions à trier suivant le sens
• Bruch → breakage ↔ casse — action de casser ; état de ce qui est cassé.
• Bruch → fracture ↔ fracture — rupture avec effort.
• Bruch → hernia; rupture ↔ hernie — chirurgie|fr tumeur mou former par un organe ou une partie d’organe sortir de la cavité qui le contenir normalement par un orifice naturel ou accidentel.

Computer vertaling door derden:


Engels

Uitgebreide vertaling voor Bruch (Engels) in het Duits

bruch:


Synoniemen voor "bruch":


Bruch:


Vertaal Matrix voor Bruch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Max Bruch

Verwante definities voor "Bruch":

  1. German composer (1838-1920)1

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0869 seconde
Page rendered in 1.0 seconds