Duits
Uitgebreide vertaling voor [Urlaub (Duits) in het Engels
Urlaub:
-
der Urlaub (Urlaubszeit; Ferien; Studienurlaub; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Wahlurlaubstag; Erholung; Bildungsurlaub)
-
der Urlaub
Vertaal Matrix voor Urlaub:
Synoniemen voor "Urlaub":
Wiktionary: Urlaub
Urlaub
Cross Translation:
noun
Urlaub
noun
-
absence from work
-
period taken off work or study for travel
-
period of one or more days taken off work by an employee for leisure
-
leave of absence
-
holiday, period of leisure time
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Urlaub | → vacation | ↔ verlof — een periode waarin men toestemming krijgt om iets te doen, bijvoorbeeld vakantiedagen opnemen |
• Urlaub | → holiday | ↔ vakantie — een reis in de vakantie |
• Urlaub | → time off; vacation; holiday | ↔ vakantie — een jaarlijkse vrije tijd voor personen in verschillende beroepen en voor leerlingen |