Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: spitz

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: spitz

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

spitz:
- pointed; sharp; glaring; staring; garish; shrill
Spitz:
- spitz
Wiktionary:
- spitz → sharp, acute, horny, acute-angled
- spitz → sharp, acute, shrill, nasty, racy, lurid, acrid, acrimonious, keen, poignant, waspish, strident, pointed
- Spitz → spitz
- Spitz → Pomeranian

Engels naar Duits: Meer gegevens...

spitz:
- Spitz
Wiktionary:
- spitz → Spitz
- spitz → Spitze

Duits

Uitgebreide vertaling voor spitz (Duits) in het Engels

spitz:

spitz bijvoeglijk naamwoord

spitz (zugespitzt)
pointed; sharp
- pointed bijvoeglijk naamwoord
- sharp bijvoeglijk naamwoord
spitz (hell; scharf; grell; schrill; schroff)
glaring; staring; garish; shrill
- glaring bijvoeglijk naamwoord
- staring bijvoeglijk naamwoord
- garish bijvoeglijk naamwoord
- shrill bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor spitz:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
staring		Angaffen; Anstaunen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
glaring	grell; hell; scharf; schrill; schroff; spitz	aufgebracht; böse; erzürnt; geladen; grell beleuchtet; sauer; sehr böse; wütend; ärgerlich
pointed	spitz; zugespitzt	mit Nachdruck; nachdrücklich; zugespitzt
shrill	grell; hell; scharf; schrill; schroff; spitz	anzüglich; durchdringend; eindringlich; gellend; grell; höllisch; scharf klingend; schrill; schroff
staring	grell; hell; scharf; schrill; schroff; spitz
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
garish	grell; hell; scharf; schrill; schroff; spitz	aufpoliert
sharp	spitz; zugespitzt	aufgebracht; aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; brillant; bösartig; böse; clever; doppelzüngig; dreist; durchtrieben; eckig; erzürnt; falsch; flink; flott; gehässig; geladen; gelehrt; gemein; genial; gerieben; gerissen; gescheit; geschickt; geschliffen; gewandt; gewichst; gewitzt; gezahnt; geübt; glatt; heimtückisch; helle; hinterhältig; hinterlistig; hochgelehrt; intelligent; kantig; klug; listig; mit schneidender Stimme; niederträchtig; pfiffig; raffiniert; sauer; scharf; scharfschneidig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidend; schneidig; schuftig; schurkisch; sehr böse; spitzfindig; tückisch; vernünftig; verräterisch; verschlagen; verschmitzt; verstohlen; weise; wütend; zugespitzt; ärgerlich

Synoniemen voor "spitz":

gehässig
spöttisch; halbernst; ins Lächerliche ziehend; ironisch; lächerlich machend; lästerlich; lästernd; mit gespielter Ernsthaftigkeit; nicht ganz ernst gemeint; scharfzüngig; scherzhaft; spöttelnd

Wiktionary: spitz

spitz

adjective

die Fähigkeit habend, schneiden zu können; scharf
- spitz → sharp
In der Mathematik wird ein Winkel, der kleiner als ein rechter Winkel ist, als spitzer Winkel bezeichnet
- spitz → acute

spitz

adjective

sexually aroused
- horny → erregt; spitz; heiß; geil
geometry
- acute-angled → spitz
pointed, able to pierce easily
- sharp → spitz; scharf

Cross Translation:

From	To	Via
• spitz	→ sharp; acute; shrill; nasty; racy; lurid; acrid; acrimonious; keen; poignant; waspish; strident	↔ aigu — Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
• spitz	→ pointed; sharp; keen	↔ pointu — Qui se termine en pointe

Spitz:

Spitz [der ~] zelfstandig naamwoord

der Spitz
the spitz
- spitz [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spitz:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
spitz	Spitz

Wiktionary: Spitz

Spitz

noun

Any of several Nordic breeds of dog such as the Pomeranian or Samoyed
- spitz → Spitz

Cross Translation:

From	To	Via
• Spitz	→ Pomeranian	↔ keeshond — langharige, middelgrote hond met pluimstaart
• Spitz	→ Pomeranian	↔ poméranien — Petit chien à longs poils, au museau pointu et à la queue recourbée sur le dos.

Engels

Uitgebreide vertaling voor spitz (Engels) in het Duits

spitz:

spitz [the ~] zelfstandig naamwoord

the spitz
der Spitz
- Spitz [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spitz:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Spitz	spitz

Synoniemen voor "spitz":

dog; domestic dog; Canis familiaris

Verwante definities voor "spitz":

any of various stocky heavy-coated breeds of dogs native to northern regions having pointed muzzles and erect ears with a curled furry tail¹

Wiktionary: spitz

spitz

noun

Any of several Nordic breeds of dog such as the Pomeranian or Samoyed
- spitz → Spitz

Cross Translation:

From	To	Via
• spitz	→ Spitze	↔ spitz — (term, zootechnie) Une des races de chiens originaires de pays nordique, au museau pointu, aux petites oreilles pointues et dressées, dont la queue est fièrement dressée « en trompette », et à poil long.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University