Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Handwerk

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Handwerk

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Handwerk:
- craft; metier; profession; métier; craftsmanship; expertise; skilled labour; skill; handicrafts
Wiktionary:
- Handwerk → trade, craft, handicraft
- Handwerk → profession, occupation, handicraft, trade, craft, living

Duits

Uitgebreide vertaling voor Handwerk (Duits) in het Engels

Handwerk:

Handwerk [das ~] zelfstandig naamwoord

Handwerk (Gewerbe; Wirtschaft; Kaufhandel; Handel; Erwerb; Beruf; Branche)
the craft; the metier; the profession; the métier
- craft [the ~] zelfstandig naamwoord
- metier [the ~] zelfstandig naamwoord
- profession [the ~] zelfstandig naamwoord
- métier [the ~] zelfstandig naamwoord
Handwerk (Fachmannschaft; fachmännische Können; Fachwerk; Facharbeit)
the craftsmanship
– skill in an occupation or trade ¹
- craftsmanship [the ~] zelfstandig naamwoord
the expertise
– skillfulness by virtue of possessing special knowledge ¹
- expertise [the ~] zelfstandig naamwoord
the skilled labour
- skilled labour [the ~] zelfstandig naamwoord
the skill
– an ability that has been acquired by training ¹
- skill [the ~] zelfstandig naamwoord
Handwerk
handicrafts
- handicrafts

Vertaal Matrix voor Handwerk:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
craft	Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft	Beruf; Berufsverband; Branche; Fach; Fahrzeug; Gemeinschaft; Genossenschaft; Gesellschaft; Gilde; Gruppe; Handwerksgilde; Klub; Korporation; Kreis; Metier; Runde; Verein; Vereinigung
craftsmanship	Facharbeit; Fachmannschaft; Fachwerk; Handwerk; fachmännische Können
expertise	Facharbeit; Fachmannschaft; Fachwerk; Handwerk; fachmännische Können	Fachkenntnis; Fachwissen; Gelehrtheit; Kenntnis; Sachkenntnis; Sachkunde; Sachverstand; Wissen; fachmännischeKönnen
metier	Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft
métier	Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft	Beruf; Branche; Fach; Metier
profession	Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft	Arbeit; Beruf; Branche; Fach; Job; Metier
skill	Facharbeit; Fachmannschaft; Fachwerk; Handwerk; fachmännische Können	Ausflug; Behendigkeit; Erfahrung; Fertigkeit; Fähigkeit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Geübtheit; Kenntnisse; Kniff; Kunst; Kunstgriff; Können; Könnerschaft; Praxis; Qualifikation; Routine; Sachkenntnis; Sachkunde; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen; fachmännischeKönnen
skilled labour	Facharbeit; Fachmannschaft; Fachwerk; Handwerk; fachmännische Können
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
handicrafts	Handwerk

Wiktionary: Handwerk

Handwerk

noun

die allgemeine Arbeit; etwas, was mit bestimmten Handgriffen zu erledigen ist
- Handwerk → trade
allgemeine Bezeichnung für traditionelle, mit Handarbeit verbundene Berufe, z.B. Schreiner, Bäcker oder Schneider
- Handwerk → craft; handicraft

Handwerk

noun

trade requiring skill of hand
- handicraft → Handwerk; Kunsthandwerk; Handarbeit
skilled practice
- craft → Handwerk
skilled practice of an occupation
- trade → Handwerk

Cross Translation:

From	To	Via
• Handwerk	→ profession; occupation; handicraft; trade; craft; living	↔ métier — profession.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University